Overzicht
Frans naar Engels:   Meer gegevens...
  1. immobilité:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor immobilité (Frans) in het Engels

immobilité:

immobilité [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'immobilité (stagnation; cessation; bouchon; )
    the standstill; the stagnation; the stagnancy
  2. l'immobilité (stagnation)
    the stagnation; the congestion; the stoppage; the hold-up; the jam
    • stagnation [the ~] zelfstandig naamwoord
    • congestion [the ~] zelfstandig naamwoord
    • stoppage [the ~] zelfstandig naamwoord
    • hold-up [the ~] zelfstandig naamwoord
    • jam [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor immobilité:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
congestion immobilité; stagnation bouchon; constipation; cumul; embouteillage; encombrement; engorgement; entassement; obstruction; propulsion; refoulement; stagnation
hold-up immobilité; stagnation agression à main armée; attentat
jam immobilité; stagnation bouchon; confiture; confitures; constipation; cumul; embouteillage; encombrement; engorgement; marmelade; obstruction; propulsion; refoulement; stagnation
stagnancy amoncellement; arrêt; bouchon; cessation; constipation; cumul; embouteillage; encombrement; entassement; immobilité; obstruction; stagnation
stagnation amoncellement; arrêt; bouchon; cessation; constipation; cumul; embouteillage; encombrement; entassement; immobilité; obstruction; stagnation propulsion; refoulement
standstill amoncellement; arrêt; bouchon; cessation; constipation; cumul; embouteillage; encombrement; entassement; immobilité; obstruction; stagnation
stoppage immobilité; stagnation bouchon; constipation; cumul; délai; embouteillage; encombrement; engorgement; interruption; obstruction; ralentissement; retard; stagnation
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
jam barrer; bloquer; fermer; mettre au pied du mur; serrer; être dans une impasse

Synoniemen voor "immobilité":


Wiktionary: immobilité

immobilité
noun
  1. état de ce qui est immobile.
immobilité