Overzicht
Frans naar Spaans: Meer gegevens...
-
vaciller:
- cambiar; vacilar; tambalear; fluctuar; tambalearse; desequilibrarse; intercambiar; anadear; titubear; balancear; serpentear; balancearse; moverse continuamente; balbucear; arrojar; desmayar; tartamudear; escorar; columpiarse; balbucir; desanimarse; bambolearse; arredrarse; renguear; tartajear; andar tambaleándose; desalentarse; oscilar; hacer eses; mecer; salir a borbotones de; borbotear por; agitar; ondear; rizar; blandir; agitarse; mecerse; ondularse; saludar con la mano; entrar a chorros en; saltar sobre; borbotear de; dar bandazos; hacer oscilar
-
Wiktionary:
- vaciller → flamear, deflagrar
- vaciller → balancear, columpiarse, balancearse, columpiar
Frans
Uitgebreide vertaling voor vaciller (Frans) in het Spaans
vaciller:
vaciller werkwoord (vacille, vacilles, vacillons, vacillez, vacillent, vacillais, vacillait, vacillions, vacilliez, vacillaient, vacillai, vacillas, vacilla, vacillâmes, vacillâtes, vacillèrent, vacillerai, vacilleras, vacillera, vacillerons, vacillerez, vacilleront)
-
vaciller (fluctuer; osciller; tituber)
cambiar; vacilar; tambalear; fluctuar; tambalearse; desequilibrarse; intercambiar; anadear; titubear; balancear; serpentear; balancearse; moverse continuamente-
cambiar werkwoord
-
vacilar werkwoord
-
tambalear werkwoord
-
fluctuar werkwoord
-
tambalearse werkwoord
-
desequilibrarse werkwoord
-
intercambiar werkwoord
-
anadear werkwoord
-
titubear werkwoord
-
balancear werkwoord
-
serpentear werkwoord
-
balancearse werkwoord
-
moverse continuamente werkwoord
-
-
vaciller (chanceler; osciller; balancer)
balbucear; tambalear; arrojar; vacilar; desmayar; titubear; tartamudear; balancear; escorar; columpiarse; fluctuar; tambalearse; balbucir; desanimarse; bambolearse; arredrarse; balancearse; renguear; tartajear; desequilibrarse; moverse continuamente; andar tambaleándose; desalentarse-
balbucear werkwoord
-
tambalear werkwoord
-
arrojar werkwoord
-
vacilar werkwoord
-
desmayar werkwoord
-
titubear werkwoord
-
tartamudear werkwoord
-
balancear werkwoord
-
escorar werkwoord
-
columpiarse werkwoord
-
fluctuar werkwoord
-
tambalearse werkwoord
-
balbucir werkwoord
-
desanimarse werkwoord
-
bambolearse werkwoord
-
arredrarse werkwoord
-
balancearse werkwoord
-
renguear werkwoord
-
tartajear werkwoord
-
desequilibrarse werkwoord
-
moverse continuamente werkwoord
-
andar tambaleándose werkwoord
-
desalentarse werkwoord
-
-
vaciller (jeter des flambes; osciller; flamber; trembloter)
-
vaciller (osciller; agiter; virer; secouer; tourner; sursauter; balancer; tituber; tressauter; bercer; chanceler; fluctuer; cahoter; se balancer; brimbaler; se déporter)
oscilar; tambalear; balancearse; hacer eses-
oscilar werkwoord
-
tambalear werkwoord
-
balancearse werkwoord
-
hacer eses werkwoord
-
-
vaciller (bercer; secouer; balancer; être bercé; se balancer; être houleux; chanceler; osciller; tituber)
-
vaciller (être houleux; secouer; osciller; balancer; chanceler; tituber; se balancer; être bercé)
arrojar; salir a borbotones de; columpiarse; borbotear por; agitar; mecer; ondear; escorar; bambolearse; oscilar; rizar; blandir; fluctuar; agitarse; tambalearse; mecerse; serpentear; balancearse; renguear; hacer eses; ondularse; saludar con la mano; moverse continuamente; entrar a chorros en; saltar sobre; borbotear de; dar bandazos; hacer oscilar-
arrojar werkwoord
-
salir a borbotones de werkwoord
-
columpiarse werkwoord
-
borbotear por werkwoord
-
agitar werkwoord
-
mecer werkwoord
-
ondear werkwoord
-
escorar werkwoord
-
bambolearse werkwoord
-
oscilar werkwoord
-
rizar werkwoord
-
blandir werkwoord
-
fluctuar werkwoord
-
agitarse werkwoord
-
tambalearse werkwoord
-
mecerse werkwoord
-
serpentear werkwoord
-
balancearse werkwoord
-
renguear werkwoord
-
hacer eses werkwoord
-
ondularse werkwoord
-
saludar con la mano werkwoord
-
moverse continuamente werkwoord
-
entrar a chorros en werkwoord
-
saltar sobre werkwoord
-
borbotear de werkwoord
-
dar bandazos werkwoord
-
hacer oscilar werkwoord
-
-
vaciller (bercer; osciller; balancer; chanceler)
mecer; bambolearse; oscilar; rizar; blandir; escorar; columpiarse; fluctuar; tambalearse; mecerse; serpentear; balancearse; renguear; hacer eses; moverse continuamente; entrar a chorros en; saltar sobre; dar bandazos; hacer oscilar; salir a borbotones de-
mecer werkwoord
-
bambolearse werkwoord
-
oscilar werkwoord
-
rizar werkwoord
-
blandir werkwoord
-
escorar werkwoord
-
columpiarse werkwoord
-
fluctuar werkwoord
-
tambalearse werkwoord
-
mecerse werkwoord
-
serpentear werkwoord
-
balancearse werkwoord
-
renguear werkwoord
-
hacer eses werkwoord
-
moverse continuamente werkwoord
-
entrar a chorros en werkwoord
-
saltar sobre werkwoord
-
dar bandazos werkwoord
-
hacer oscilar werkwoord
-
salir a borbotones de werkwoord
-
Conjugations for vaciller:
Présent
- vacille
- vacilles
- vacille
- vacillons
- vacillez
- vacillent
imparfait
- vacillais
- vacillais
- vacillait
- vacillions
- vacilliez
- vacillaient
passé simple
- vacillai
- vacillas
- vacilla
- vacillâmes
- vacillâtes
- vacillèrent
futur simple
- vacillerai
- vacilleras
- vacillera
- vacillerons
- vacillerez
- vacilleront
subjonctif présent
- que je vacille
- que tu vacilles
- qu'il vacille
- que nous vacillions
- que vous vacilliez
- qu'ils vacillent
conditionnel présent
- vacillerais
- vacillerais
- vacillerait
- vacillerions
- vacilleriez
- vacilleraient
passé composé
- ai vacillé
- as vacillé
- a vacillé
- avons vacillé
- avez vacillé
- ont vacillé
divers
- vacille!
- vacillez!
- vacillons!
- vacillé
- vacillant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles