Overzicht
Frans naar Spaans: Meer gegevens...
- exécuter:
- exécuté:
-
Wiktionary:
- exécuter → ejecutar
- exécuter → ajusticiar, ejecutar, implementar, consumar, cumplir
Frans
Uitgebreide vertaling voor exécuté (Frans) in het Spaans
exécuter:
exécuter werkwoord (exécute, exécutes, exécutons, exécutez, exécutent, exécutais, exécutait, exécutions, exécutiez, exécutaient, exécutai, exécutas, exécuta, exécutâmes, exécutâtes, exécutèrent, exécuterai, exécuteras, exécutera, exécuterons, exécuterez, exécuteront)
-
exécuter (faire; accomplir; réaliser; s'acquitter de)
hacer; hacer realizar; actuar; efectuar; realizar-
hacer werkwoord
-
hacer realizar werkwoord
-
actuar werkwoord
-
efectuar werkwoord
-
realizar werkwoord
-
-
exécuter (assassiner; tuer; fusiller; égorger; descendre; abattre)
ejecutar; exterminar; abatir; hacer sentencia de muerte; someter a ejecución forzosa-
ejecutar werkwoord
-
exterminar werkwoord
-
abatir werkwoord
-
hacer sentencia de muerte werkwoord
-
someter a ejecución forzosa werkwoord
-
-
exécuter (travailler; réaliser; effectuer)
-
exécuter (commettre un acte; commettre; faire)
-
exécuter (perpétrer; consommer)
-
exécuter (mettre à mort)
-
exécuter (achever; compléter; finir; accomplir; mettre au point; effectuer; supprimer; terminer; conclure; mettre fin à; réussir à achever; compléter quelque chose; faire; se terminer; parfaire; parachever; prendre fin; en finir; s'achever; s'acquitter de)
-
exécuter (effectuer; accomplir)
-
exécuter (accomplir; effectuer; réaliser; fabriquer)
-
exécuter (parvenir à; réussir; arriver à; parvenir; accomplir; effectuer; réaliser; arriver)
-
exécuter (éliminer une personne; tuer; assassiner; liquider)
Conjugations for exécuter:
Présent
- exécute
- exécutes
- exécute
- exécutons
- exécutez
- exécutent
imparfait
- exécutais
- exécutais
- exécutait
- exécutions
- exécutiez
- exécutaient
passé simple
- exécutai
- exécutas
- exécuta
- exécutâmes
- exécutâtes
- exécutèrent
futur simple
- exécuterai
- exécuteras
- exécutera
- exécuterons
- exécuterez
- exécuteront
subjonctif présent
- que j'exécute
- que tu exécutes
- qu'il exécute
- que nous exécutions
- que vous exécutiez
- qu'ils exécutent
conditionnel présent
- exécuterais
- exécuterais
- exécuterait
- exécuterions
- exécuteriez
- exécuteraient
passé composé
- ai exécuté
- as exécuté
- a exécuté
- avons exécuté
- avez exécuté
- ont exécuté
divers
- exécute!
- exécutez!
- exécutons!
- exécuté
- exécutant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor exécuter:
Synoniemen voor "exécuter":
Wiktionary: exécuter
exécuter
Cross Translation:
verb
-
Traductions à trier suivant le sens
- exécuter → ejecutar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• exécuter | → ajusticiar; ejecutar | ↔ execute — to kill as punishment |
• exécuter | → ejecutar | ↔ execute — To start, launch or run software |
• exécuter | → implementar | ↔ implement — bring about |
• exécuter | → consumar; ejecutar; cumplir | ↔ voltrekken — ten uitvoer brengen |
• exécuter | → ajusticiar; ejecutar | ↔ terechtstellen — het beëindigen van een mensenleven op gerechtelijk bevel |
• exécuter | → ejecutar | ↔ executeren — juridisch|nld uitvoeren van een vonnis, tenuitvoerbrengen, voltrekken |
exécuté:
-
exécuté (achevé; fait; fini; prêt; préparé; terminé)
terminado; listo; llevado a cabo; completo; acabado; realizado; preparado; efectuado; ultimado; concluido-
terminado bijvoeglijk naamwoord
-
listo bijvoeglijk naamwoord
-
llevado a cabo bijvoeglijk naamwoord
-
completo bijvoeglijk naamwoord
-
acabado bijvoeglijk naamwoord
-
realizado bijvoeglijk naamwoord
-
preparado bijvoeglijk naamwoord
-
efectuado bijvoeglijk naamwoord
-
ultimado bijvoeglijk naamwoord
-
concluido bijvoeglijk naamwoord
-
-
exécuté (accompli; effectué; fait; conclus)
realizado; llevado a cabo; cumplido-
realizado bijvoeglijk naamwoord
-
llevado a cabo bijvoeglijk naamwoord
-
cumplido bijvoeglijk naamwoord
-
-
exécuté (fini; prêt; passé; fait; terminé; disposé; préparé; achevé)
pasado; terminado; listo; pronto; completo; llevado a cabo; perfecto; acabado; concluído; realizado; efectuado-
pasado bijvoeglijk naamwoord
-
terminado bijvoeglijk naamwoord
-
listo bijvoeglijk naamwoord
-
pronto bijvoeglijk naamwoord
-
completo bijvoeglijk naamwoord
-
llevado a cabo bijvoeglijk naamwoord
-
perfecto bijvoeglijk naamwoord
-
acabado bijvoeglijk naamwoord
-
concluído bijvoeglijk naamwoord
-
realizado bijvoeglijk naamwoord
-
efectuado bijvoeglijk naamwoord
-
-
exécuté (abattu; tué par balles)
celebrado; ejecutado; llevado a cabo-
celebrado bijvoeglijk naamwoord
-
ejecutado bijvoeglijk naamwoord
-
llevado a cabo bijvoeglijk naamwoord
-
-
exécuté (accompli; fait)
-
exécuté (réalisé; appliqué)
aplicado; llevado a la práctica; puesto en práctica-
aplicado bijvoeglijk naamwoord
-
llevado a la práctica bijvoeglijk naamwoord
-
puesto en práctica bijvoeglijk naamwoord
-