Overzicht
Frans naar Spaans: Meer gegevens...
- menaçant:
- menacer:
-
Wiktionary:
- menaçant → amenazante, amenazador
- menaçant → intimidante, amenazante, siniestro, ominoso, amenazador
- menacer → amenazar
- menacer → [[poner en peligro]], amenazar, amagar
Frans
Uitgebreide vertaling voor menaçant (Frans) in het Spaans
menaçant:
-
menaçant (effrayant; horrible; précaire; angoissant; terrifiant; précairement)
amenazador; vago; borroso; temible; terrorífico; maravilloso; tremendo; horrible; inminente; terrible; alarmante; fantasmal-
amenazador bijvoeglijk naamwoord
-
vago bijvoeglijk naamwoord
-
borroso bijvoeglijk naamwoord
-
temible bijvoeglijk naamwoord
-
terrorífico bijvoeglijk naamwoord
-
maravilloso bijvoeglijk naamwoord
-
tremendo bijvoeglijk naamwoord
-
horrible bijvoeglijk naamwoord
-
inminente bijvoeglijk naamwoord
-
terrible bijvoeglijk naamwoord
-
alarmante bijvoeglijk naamwoord
-
fantasmal bijvoeglijk naamwoord
-
-
menaçant (dangereux; périlleux; dangereusement; périlleusement; hasardeux)
peligroso; amenazante; amenazador; conminatorio-
peligroso bijvoeglijk naamwoord
-
amenazante bijvoeglijk naamwoord
-
amenazador bijvoeglijk naamwoord
-
conminatorio bijvoeglijk naamwoord
-
-
menaçant (hostile; ennemi; hostilement; comminatoire)
contrario; enemigo; conminatorio-
contrario bijvoeglijk naamwoord
-
enemigo bijvoeglijk naamwoord
-
conminatorio bijvoeglijk naamwoord
-
-
menaçant (hostile; ennemi; comminatoire; hostilement)
hostil; contrario; enemigo; conminatorio; que tiene aversión a-
hostil bijvoeglijk naamwoord
-
contrario bijvoeglijk naamwoord
-
enemigo bijvoeglijk naamwoord
-
conminatorio bijvoeglijk naamwoord
-
que tiene aversión a bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor menaçant:
Synoniemen voor "menaçant":
Wiktionary: menaçant
menaçant
Cross Translation:
adjective
-
Qui menacer.
- menaçant → amenazante; amenazador
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• menaçant | → intimidante; amenazante | ↔ menacing — Threatening |
• menaçant | → intimidante; amenazante | ↔ menacing — Suggesting imminent harm |
• menaçant | → siniestro; ominoso | ↔ ominous — of or pertaining to an omen or to omens; being or exhibiting an omen |
• menaçant | → amenazador | ↔ threatening — presenting a threat |
menacer:
menacer werkwoord (menace, menaces, menaçons, menacez, menacent, menaçais, menaçait, menacions, menaciez, menaçaient, menaçai, menaças, menaça, menaçâmes, menaçâtes, menacèrent, menacerai, menaceras, menacera, menacerons, menacerez, menaceront)
-
menacer (intimider)
asustar; amenazar; poner en peligro; meter miedo; intimidar; dar miedo; espantar; dar un susto-
asustar werkwoord
-
amenazar werkwoord
-
poner en peligro werkwoord
-
meter miedo werkwoord
-
intimidar werkwoord
-
dar miedo werkwoord
-
espantar werkwoord
-
dar un susto werkwoord
-
-
menacer
Conjugations for menacer:
Présent
- menace
- menaces
- menace
- menaçons
- menacez
- menacent
imparfait
- menaçais
- menaçais
- menaçait
- menacions
- menaciez
- menaçaient
passé simple
- menaçai
- menaças
- menaça
- menaçâmes
- menaçâtes
- menacèrent
futur simple
- menacerai
- menaceras
- menacera
- menacerons
- menacerez
- menaceront
subjonctif présent
- que je menace
- que tu menaces
- qu'il menace
- que nous menacions
- que vous menaciez
- qu'ils menacent
conditionnel présent
- menacerais
- menacerais
- menacerait
- menacerions
- menaceriez
- menaceraient
passé composé
- ai menacé
- as menacé
- a menacé
- avons menacé
- avez menacé
- ont menacé
divers
- menace!
- menacez!
- menaçons!
- menacé
- menaçant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor menacer:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
amenazar | intimider; menacer | |
asustar | intimider; menacer | choquer; effrayer; faire peur à qn; faire sursauter; rebuter; ébranler |
dar miedo | intimider; menacer | |
dar un susto | intimider; menacer | choquer; faire peur à qn; ébranler |
espantar | intimider; menacer | alarmer; angoisser; consterner; effrayer; faire peur; faire peur à; intimider; rebuter; terroriser; tyranniser; épouvanter |
intimidar | intimider; menacer | angoisser; décontenancer; embarrasser; exercer pression sur quelqu'un; faire peur; intimider; terroriser; troubler; tyranniser; épouvanter |
meter miedo | intimider; menacer | alarmer; angoisser; consterner; faire peur; faire peur à; intimider; terroriser; tyranniser; épouvanter |
poner en peligro | intimider; menacer |
Synoniemen voor "menacer":
Wiktionary: menacer
menacer
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• menacer | → [[poner en peligro]] | ↔ imperil — to put in peril |
• menacer | → amenazar | ↔ threaten — to make a threat against someone; to use threats |
• menacer | → amenazar | ↔ threaten — to menace, or be dangerous |
• menacer | → amagar; amenazar | ↔ dreigen — een bestraffende handeling in het vooruitzicht stellen |
Computer vertaling door derden: