Frans

Uitgebreide synoniemen voor coupure in het Frans

coupure:

coupure [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la coupure
    la coupure; l'encoche; l'incision; l'entaille; la césure; le cran
    • coupure [la ~] zelfstandig naamwoord
    • encoche [la ~] zelfstandig naamwoord
    • incision [la ~] zelfstandig naamwoord
    • entaille [la ~] zelfstandig naamwoord
    • césure [la ~] zelfstandig naamwoord
    • cran [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. la coupure
    la coupure; l'encoche; l'entaille; la césure; la coche; la balafre; la taillade; l'estafilade; l'incision
    • coupure [la ~] zelfstandig naamwoord
    • encoche [la ~] zelfstandig naamwoord
    • entaille [la ~] zelfstandig naamwoord
    • césure [la ~] zelfstandig naamwoord
    • coche [la ~] zelfstandig naamwoord
    • balafre [la ~] zelfstandig naamwoord
    • taillade [la ~] zelfstandig naamwoord
    • estafilade [la ~] zelfstandig naamwoord
    • incision [la ~] zelfstandig naamwoord
  3. la coupure
    le dérèglement; la perturbation; l'interruption; le dérangement; la panne; la coupure; la gêne
  4. la coupure
    le billet; la coupure; le billet de banque; la bank-note
  5. la coupure
    la coupure; l'entaille
    • coupure [la ~] zelfstandig naamwoord
    • entaille [la ~] zelfstandig naamwoord
  6. la coupure
    la coupure
    • coupure [la ~] zelfstandig naamwoord
  7. la coupure
    l'intersection; la coupure; le recoupement
  8. la coupure
    la note; le brouillon; l'égratignure; la coupure; le gribouillis; le petit billet; le mot; le billet; le griffonnage; le bout de papier; le petit mot
  9. la coupure
    la coupure; le découpage

Alternatieve synoniemen voor "coupure":


Verwante synoniemen voor coupure