Overzicht
Frans Synoniemen: Meer gegevens...
-
mal:
- mal; dépravé; dégénéré; pourri; passé; corrompu; perdu; perverti; ranci; immoral; moisi; putride; grave; sérieux; mauvais; inquiétant; fâcheux; méchant; malfaisant; ignoble; vil; perfide; faux; inconvenant; impudique; inconvenablement; choquant; indécemment; cru; incorrect; inconvenable; grossier; indécent; qui a ses règles; incommodé; indisposé; écoeuré; pris de nausées; malade; causant du chagrin; vilement; inacceptable; inadmissible; irrecevable
- mal; peine; maladie; désagrément; inconfort; embarras; gêne; efforts; réclamation; plainte; lamentation; gémissement; douleur; blessure; chagrin; souffrance; malheur; tristesse; affliction; maussaderie; endolorissement
Frans
Uitgebreide synoniemen voor mal in het Frans
mal:
-
mal
mal; dépravé; dégénéré; pourri; passé; corrompu; perdu; perverti; ranci; immoral; moisi; putride-
mal bijvoeglijk naamwoord
-
dépravé bijvoeglijk naamwoord
-
dégénéré bijvoeglijk naamwoord
-
pourri bijvoeglijk naamwoord
-
passé bijvoeglijk naamwoord
-
corrompu bijvoeglijk naamwoord
-
perdu bijvoeglijk naamwoord
-
perverti bijvoeglijk naamwoord
-
ranci bijvoeglijk naamwoord
-
immoral bijvoeglijk naamwoord
-
moisi bijvoeglijk naamwoord
-
putride bijvoeglijk naamwoord
-
-
mal
-
mal
-
mal
-
mal
inconvenant; impudique; inconvenablement; choquant; mal; mauvais; indécemment; cru; incorrect; inconvenable; grossier; indécent-
inconvenant bijvoeglijk naamwoord
-
impudique bijvoeglijk naamwoord
-
inconvenablement bijvoeglijk naamwoord
-
choquant bijvoeglijk naamwoord
-
mal bijvoeglijk naamwoord
-
mauvais bijvoeglijk naamwoord
-
indécemment bijvoeglijk naamwoord
-
cru bijvoeglijk naamwoord
-
incorrect bijvoeglijk naamwoord
-
inconvenable bijvoeglijk naamwoord
-
grossier bijvoeglijk naamwoord
-
indécent bijvoeglijk naamwoord
-
-
mal
qui a ses règles; incommodé; indisposé; écoeuré; mal; pris de nausées; malade-
qui a ses règles bijvoeglijk naamwoord
-
incommodé bijvoeglijk naamwoord
-
indisposé bijvoeglijk naamwoord
-
écoeuré bijvoeglijk naamwoord
-
mal bijvoeglijk naamwoord
-
pris de nausées bijvoeglijk naamwoord
-
malade bijvoeglijk naamwoord
-
-
mal
-
mal
-
mal
inacceptable; inadmissible; faux; irrecevable; mal-
inacceptable bijvoeglijk naamwoord
-
inadmissible bijvoeglijk naamwoord
-
faux bijvoeglijk naamwoord
-
irrecevable bijvoeglijk naamwoord
-
mal bijvoeglijk naamwoord
-
-
le mal
-
le mal
-
le mal
-
le mal
-
le mal
-
le mal
-
le mal
le chagrin; la souffrance; la peine; le mal; la douleur; le malheur; la tristesse; l'affliction; la maussaderie -
le mal