Overzicht
Frans Synoniemen: Meer gegevens...
-
maladroit:
- maladif; maladroit; embarrassé; inncommode; avec raideur; malhabile; avec maladresse; dégingandé; maladroitement; sans force; raide; lâche; gauche; relâché; mal à l'aise; gauchement; maladivement; peu maniable; à pas raides; insolent; grossier; grossière; indécemment; indécent; impertinent; impoli; effronté; inconvenant; grossièrement; impudent; insolemment; impudemment; impertinemment; mal élevé; lourd; rustre; inélégant; vulgaire; non civilisé
- maladroit
- colificheur; bousilleur; andouille; drôle de type; brimborion; chiffon; loque; maladroit; manchot; empoté; gaffeur; pauvre type; pauvre diable
Frans
Uitgebreide synoniemen voor maladroit in het Frans
maladroit:
-
maladroit
maladif; maladroit; embarrassé; inncommode; avec raideur; malhabile; avec maladresse; dégingandé; maladroitement; sans force; raide; lâche; gauche; relâché; mal à l'aise; gauchement; maladivement; peu maniable; à pas raides-
maladif bijvoeglijk naamwoord
-
maladroit bijvoeglijk naamwoord
-
embarrassé bijvoeglijk naamwoord
-
inncommode bijvoeglijk naamwoord
-
avec raideur bijvoeglijk naamwoord
-
malhabile bijvoeglijk naamwoord
-
avec maladresse bijvoeglijk naamwoord
-
dégingandé bijvoeglijk naamwoord
-
maladroitement bijvoeglijk naamwoord
-
sans force bijvoeglijk naamwoord
-
raide bijvoeglijk naamwoord
-
lâche bijvoeglijk naamwoord
-
gauche bijvoeglijk naamwoord
-
relâché bijvoeglijk naamwoord
-
mal à l'aise bijvoeglijk naamwoord
-
gauchement bijvoeglijk naamwoord
-
maladivement bijvoeglijk naamwoord
-
peu maniable bijvoeglijk naamwoord
-
à pas raides bijvoeglijk naamwoord
-
-
maladroit
maladroit; malhabile; maladroitement-
maladroit bijvoeglijk naamwoord
-
malhabile bijvoeglijk naamwoord
-
maladroitement bijvoeglijk naamwoord
-
-
maladroit
maladroit; insolent; grossier; grossière; indécemment; indécent; impertinent; impoli; effronté; inconvenant; grossièrement; impudent; insolemment; impudemment; impertinemment; mal élevé-
maladroit bijvoeglijk naamwoord
-
insolent bijvoeglijk naamwoord
-
grossier bijvoeglijk naamwoord
-
grossière bijvoeglijk naamwoord
-
indécemment bijvoeglijk naamwoord
-
indécent bijvoeglijk naamwoord
-
impertinent bijvoeglijk naamwoord
-
impoli bijvoeglijk naamwoord
-
effronté bijvoeglijk naamwoord
-
inconvenant bijvoeglijk naamwoord
-
grossièrement bijvoeglijk naamwoord
-
impudent bijvoeglijk naamwoord
-
insolemment bijvoeglijk naamwoord
-
impudemment bijvoeglijk naamwoord
-
impertinemment bijvoeglijk naamwoord
-
mal élevé bijvoeglijk naamwoord
-
-
maladroit
maladroit; lourd; gauche; rustre; impoli; inélégant; insolent; grossier; grossière; grossièrement; insolemment-
maladroit bijvoeglijk naamwoord
-
lourd bijvoeglijk naamwoord
-
gauche bijvoeglijk naamwoord
-
rustre bijvoeglijk naamwoord
-
impoli bijvoeglijk naamwoord
-
inélégant bijvoeglijk naamwoord
-
insolent bijvoeglijk naamwoord
-
grossier bijvoeglijk naamwoord
-
grossière bijvoeglijk naamwoord
-
grossièrement bijvoeglijk naamwoord
-
insolemment bijvoeglijk naamwoord
-
-
maladroit
maladroit; gauche; maladroitement; gauchement; avec maladresse-
maladroit bijvoeglijk naamwoord
-
gauche bijvoeglijk naamwoord
-
maladroitement bijvoeglijk naamwoord
-
gauchement bijvoeglijk naamwoord
-
avec maladresse bijvoeglijk naamwoord
-
-
maladroit
-
le maladroit
le colificheur; le bousilleur; l'andouille; le drôle de type; le brimborion; le chiffon; la loque; le maladroit; le manchot; l'empoté; le gaffeur; le pauvre type; le pauvre diable