Frans

Uitgebreide synoniemen voor nullité in het Frans

nullité:

nullité [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la nullité
    le fou; la nullité; l'imbécile; le nullard; le niais; le nigaud; le toqué; le sot; l'idiot; le minus
    • fou [le ~] zelfstandig naamwoord
    • nullité [la ~] zelfstandig naamwoord
    • imbécile [la ~] zelfstandig naamwoord
    • nullard [le ~] zelfstandig naamwoord
    • niais [le ~] zelfstandig naamwoord
    • nigaud [le ~] zelfstandig naamwoord
    • toqué [le ~] zelfstandig naamwoord
    • sot [le ~] zelfstandig naamwoord
    • idiot [le ~] zelfstandig naamwoord
    • minus [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. la nullité
    la nullité; la caducité
  3. la nullité
    l'insipidité; la bêtise; la nullité; la stupidité
  4. la nullité
    la folie; la médiocrité; la bêtise; la sottise; la nullité; l'idiotie

Alternatieve synoniemen voor "nullité":