Frans

Uitgebreide synoniemen voor période in het Frans

période:

période [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la période
    la période; le laps de temps; le délai; le temps d'écoulement
  2. la période
    la période; l'époque; le temps; l'ère; l'an; la saison; le cycle
    • période [la ~] zelfstandig naamwoord
    • époque [la ~] zelfstandig naamwoord
    • temps [le ~] zelfstandig naamwoord
    • ère [la ~] zelfstandig naamwoord
    • an [le ~] zelfstandig naamwoord
    • saison [la ~] zelfstandig naamwoord
    • cycle [le ~] zelfstandig naamwoord
  3. la période
    l'intérim; l'intermittence; la période; l'interligne; le temps; l'intervalle; la pause
  4. la période
    le passage du temps; le laps de temps; la période; l'espace de temps; l'époque; le temps; le terme; la durée; le moment; l'intervalle; le petit moment
  5. la période
    la phase; l'étape; l'époque; le stade; le temps; le niveau; la période; le degré; le cycle; la phase de développement

Alternatieve synoniemen voor "période":


Verwante synoniemen voor période