Frans

Uitgebreide synoniemen voor pot in het Frans

pot:

pot [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le pot
    la casserole à manche; le pot; la marmite; la braisière; la daubière
  2. le pot
    le pichet; le pot; la cruche; le broc; la verseuse
    • pichet [le ~] zelfstandig naamwoord
    • pot [le ~] zelfstandig naamwoord
    • cruche [la ~] zelfstandig naamwoord
    • broc [le ~] zelfstandig naamwoord
    • verseuse [la ~] zelfstandig naamwoord
  3. le pot
    le verre; la coupe; le verre à boire; le gobelet; le pot; le petit verre
    • verre [le ~] zelfstandig naamwoord
    • coupe [la ~] zelfstandig naamwoord
    • verre à boire [le ~] zelfstandig naamwoord
    • gobelet [le ~] zelfstandig naamwoord
    • pot [le ~] zelfstandig naamwoord
    • petit verre [le ~] zelfstandig naamwoord
  4. le pot
    le seau à charbon; le pot; la cuvette; le charbonnier
  5. le pot
    le tonnelet; le pichet; le barillet; le pot; l'urne; la chope
    • tonnelet [le ~] zelfstandig naamwoord
    • pichet [le ~] zelfstandig naamwoord
    • barillet [le ~] zelfstandig naamwoord
    • pot [le ~] zelfstandig naamwoord
    • urne [la ~] zelfstandig naamwoord
    • chope [la ~] zelfstandig naamwoord
  6. le pot
    la goutte; le verre; le pot; le petit verre
    • goutte [la ~] zelfstandig naamwoord
    • verre [le ~] zelfstandig naamwoord
    • pot [le ~] zelfstandig naamwoord
    • petit verre [le ~] zelfstandig naamwoord
  7. le pot
    la verseuse; le pot; la cruche; le broc
    • verseuse [la ~] zelfstandig naamwoord
    • pot [le ~] zelfstandig naamwoord
    • cruche [la ~] zelfstandig naamwoord
    • broc [le ~] zelfstandig naamwoord

Alternatieve synoniemen voor "pot":


Verwante synoniemen voor pot