Frans

Uitgebreide synoniemen voor truc in het Frans

truc:

truc [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le truc
    l'article; l'objet; la chose; le truc; la camelote; le produit
    • article [le ~] zelfstandig naamwoord
    • objet [le ~] zelfstandig naamwoord
    • chose [la ~] zelfstandig naamwoord
    • truc [le ~] zelfstandig naamwoord
    • camelote [la ~] zelfstandig naamwoord
    • produit [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. le truc
    l'appareil; l'instrument; le truc; la machine; l'engin; l'outil; l'objet; le gadget
    • appareil [le ~] zelfstandig naamwoord
    • instrument [le ~] zelfstandig naamwoord
    • truc [le ~] zelfstandig naamwoord
    • machine [la ~] zelfstandig naamwoord
    • engin [le ~] zelfstandig naamwoord
    • outil [le ~] zelfstandig naamwoord
    • objet [le ~] zelfstandig naamwoord
    • gadget [le ~] zelfstandig naamwoord
  3. le truc
    le prétexte; le truc; le savoir-faire; le tour; le tour de main; l'adresse; l'habileté
  4. le truc
    le truc
    • truc [le ~] zelfstandig naamwoord
  5. le truc
    la substance; la chose; le truc
    • substance [la ~] zelfstandig naamwoord
    • chose [la ~] zelfstandig naamwoord
    • truc [le ~] zelfstandig naamwoord
  6. le truc
    le truc; l'habileté; l'adresse; la combine
    • truc [le ~] zelfstandig naamwoord
    • habileté [la ~] zelfstandig naamwoord
    • adresse [la ~] zelfstandig naamwoord
    • combine [la ~] zelfstandig naamwoord
  7. le truc
    le tour de prestidigitation; le truc

Alternatieve synoniemen voor "truc":


Verwante synoniemen voor truc