Overzicht


Frans

Uitgebreide vertaling voor facilité (Frans) in het Nederlands

faciliter:

faciliter werkwoord (facilite, facilites, facilitons, facilitez, )

  1. faciliter (simplifier)
    vereenvoudigen; vergemakkelijken; simplificeren; bemakkelijken; versoberen
    • vereenvoudigen werkwoord (vereenvoudig, vereenvoudigt, vereenvoudigde, vereenvoudigden, vereenvoudigd)
    • vergemakkelijken werkwoord (vergemakkelijk, vergemakkelijkt, vergemakkelijkte, vergemakkelijkten, vergemakkelijkt)
    • simplificeren werkwoord (simplificeer, simplificeert, simplificeerde, simplificeerden, gesimplifeerd)
    • bemakkelijken werkwoord (bemakkelijk, bemakkelijkt, bemakkelijkte, bemakkelijkten, bemakkelijkt)
    • versoberen werkwoord (versober, versobert, versoberde, versoberden, versoberd)
  2. faciliter
    aanmoedigen
    • aanmoedigen werkwoord (moedig aan, moedigt aan, moedigde aan, moedigden aan, aangemoedigd)

Conjugations for faciliter:

Présent
  1. facilite
  2. facilites
  3. facilite
  4. facilitons
  5. facilitez
  6. facilitent
imparfait
  1. facilitais
  2. facilitais
  3. facilitait
  4. facilitions
  5. facilitiez
  6. facilitaient
passé simple
  1. facilitai
  2. facilitas
  3. facilita
  4. facilitâmes
  5. facilitâtes
  6. facilitèrent
futur simple
  1. faciliterai
  2. faciliteras
  3. facilitera
  4. faciliterons
  5. faciliterez
  6. faciliteront
subjonctif présent
  1. que je facilite
  2. que tu facilites
  3. qu'il facilite
  4. que nous facilitions
  5. que vous facilitiez
  6. qu'ils facilitent
conditionnel présent
  1. faciliterais
  2. faciliterais
  3. faciliterait
  4. faciliterions
  5. faciliteriez
  6. faciliteraient
passé composé
  1. ai facilité
  2. as facilité
  3. a facilité
  4. avons facilité
  5. avez facilité
  6. ont facilité
divers
  1. facilite!
  2. facilitez!
  3. facilitons!
  4. facilité
  5. facilitant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor faciliter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanmoedigen aiguillon; encouragement; exciter; incitation; inciter; stimulant; stimulation; stimuler
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanmoedigen faciliter acclamer; activer; aggraver; aiguillonner; animer; animer quelqu'un; applaudir; attiser; aviver; donner du courage; encourager; enflammer; enthousiasmer; exciter; exciter à; favoriser; inciter; inspirer; motiver; ovationner; promouvoir; ranimer; raviver; stimuler; tisonner; vivifier; éperonner
bemakkelijken faciliter; simplifier
simplificeren faciliter; simplifier
vereenvoudigen faciliter; simplifier
vergemakkelijken faciliter; simplifier
versoberen faciliter; simplifier

Synoniemen voor "faciliter":


Wiktionary: faciliter

faciliter
verb
  1. rendre facile.

Cross Translation:
FromToVia
faciliter lichter maken; vergemakkelijken erleichtern — etwas leichter machen, für weniger Gewicht sorgen

facilité:

facilité [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la facilité (habileté; capacité; adresse; savoir-faire; dextérité)
    de handigheid
  2. la facilité (aisance; commodité)
    de gemakkelijkheid; gerieflijkheid

Vertaal Matrix voor facilité:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gemakkelijkheid aisance; commodité; facilité aise; commodité; confort; indulgence
gerieflijkheid aisance; commodité; facilité bien-être; confort
handigheid adresse; capacité; dextérité; facilité; habileté; savoir-faire adresse; aptitude; art; capacité; compétence; connaissance; connaissances; dextérité; habileté; savoir; savoir-faire; tour; tour d'artifice; trucage

Synoniemen voor "facilité":


Wiktionary: facilité

facilité
noun
  1. qualité de ce qui faire ou employer sans peine.

Cross Translation:
FromToVia
facilité gemak; aanleg facility — dexterity, skill
facilité faciliteit FazilitätWirtschaft/Finanzwesen: eine Erleichterung der Kreditbedingungen für einen Kunden

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van facilité