Overzicht


Frans

Uitgebreide vertaling voor fermoir (Frans) in het Nederlands

fermoir:

fermoir [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le fermoir
    de afsluiter
  2. le fermoir (pâte; saisie; garniture; ferrure; armature)
    het beslag
    • beslag [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. le fermoir (fermeture; clôture; verrouillage; barrage)
    de afsluiting; de sluiting; het afsluiten; dichtmaken
  4. le fermoir (targette)
    knipsluiting; knipslot; de knip
  5. le fermoir (loquet; verrou; targette)
    de knip; deurknip
    • knip [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • deurknip [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor fermoir:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afsluiter fermoir
afsluiting barrage; clôture; fermeture; fermoir; verrouillage barrage; barricade; clôture
beslag armature; fermoir; ferrure; garniture; pâte; saisie
deurknip fermoir; loquet; targette; verrou
dichtmaken barrage; clôture; fermeture; fermoir; verrouillage
het afsluiten barrage; clôture; fermeture; fermoir; verrouillage
knip fermoir; loquet; targette; verrou bourse; porte-monnaie; verrou
knipslot fermoir; targette
knipsluiting fermoir; targette
sluiting barrage; clôture; fermeture; fermoir; verrouillage achèvement; cessation; clôture; fermeture à glissière; fermeture éclair; fin; tirette; zip
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dichtmaken apposer les scellés; boucler; cacheter; calfeutrer; clore; colmater; fermer; fermer au verrou; obturer; taper; verrouiller

Synoniemen voor "fermoir":


Wiktionary: fermoir

fermoir
noun
  1. Sorte de fermeture, serrure ou ressort s’appliquer à certains objets, tels que livres, colliers, bracelets, médaillons, coffrets, etc.

Cross Translation:
FromToVia
fermoir kram; haak; gesp; slot; knip; greep; handdruk; omhelzing; schakel clasp — fastener or holder

Computer vertaling door derden: