Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- planter:
- Wiktionary:
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
-
planter:
Het woord planter is bekend in onze database, echter hebben wij hiervoor nog geen vertaling van nederlands naar frans.
Frans
Uitgebreide vertaling voor planter (Frans) in het Nederlands
planter:
planter werkwoord (plante, plantes, plantons, plantez, plantent, plantais, plantait, plantions, plantiez, plantaient, plantai, plantas, planta, plantâmes, plantâtes, plantèrent, planterai, planteras, plantera, planterons, planterez, planteront)
-
planter (implanter)
-
planter (déposer; mettre; placer; poser; coucher; situer; stationner)
-
planter (complanter)
Conjugations for planter:
Présent
- plante
- plantes
- plante
- plantons
- plantez
- plantent
imparfait
- plantais
- plantais
- plantait
- plantions
- plantiez
- plantaient
passé simple
- plantai
- plantas
- planta
- plantâmes
- plantâtes
- plantèrent
futur simple
- planterai
- planteras
- plantera
- planterons
- planterez
- planteront
subjonctif présent
- que je plante
- que tu plantes
- qu'il plante
- que nous plantions
- que vous plantiez
- qu'ils plantent
conditionnel présent
- planterais
- planterais
- planterait
- planterions
- planteriez
- planteraient
passé composé
- ai planté
- as planté
- a planté
- avons planté
- avez planté
- ont planté
divers
- plante!
- plantez!
- plantons!
- planté
- plantant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor planter:
Synoniemen voor "planter":
Wiktionary: planter
planter
Cross Translation:
verb
planter
-
Fixer une plante en terre pour qu’elle prenne racine.
-
Traductions à trier suivant le sens.
- planter → aanplanten
verb
-
bezetten met de geschikte planten
-
(een plant) in de aarde zetten om te laten groeien of bloeien
-
(overgankelijk) de raderen van een uurwerk stellen en vastzetten
-
ondiep in de aarde stoppen, met name van bollen, wortels, zaden e.d. om deze te laten groeien
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• planter | → vastlopen | ↔ crash — computing: to terminate unexpectedly |
• planter | → planten; poten | ↔ plant — place in soil or other substrate in order that it may live and grow |
• planter | → neuken | ↔ ficken — vulgär, transitiv, intransitiv: den Geschlechtsakt vollziehen, koitieren |
Computer vertaling door derden:
Verwante vertalingen van planter
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor planter (Nederlands) in het Frans
planter: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- plan: propos; projet; intention; résolution; dessein; planification; mesure; plan; couche; niveau; degré; norme; gradation; comportement; conduite
- ter: sur; par; pour; à; près de; via; d'après; autour de; en passant par; aux environs de; dans les environs de
- plannen: envisager; prévoir; concevoir; imaginer; organiser; planifier; projeter; tramer
Computer vertaling door derden: