Overzicht


Frans

Uitgebreide vertaling voor cloison (Frans) in het Nederlands

cloison:

cloison [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la cloison (mur; paroi)
    de wand; de kamerwand
    • wand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kamerwand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. la cloison (mur de séparation; mur séparateur; mur de démarcation; mur mitoyen)
    de tussenwand; de tussenmuur; de scheidsmuur

cloison [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le cloison (paroi; mur mitoyen; séparation)
    de afscheiding; het beschot; de tussenmuur; de schot; het tussenschot

Vertaal Matrix voor cloison:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afscheiding cloison; mur mitoyen; paroi; séparation bifurcation; grille; isolement; retraite; réclusion; schisme; scission; sécrétion; séparation; treillage
beschot cloison; mur mitoyen; paroi; séparation boisage; boiserie; décoration en bois; lambris; lambrissage; lattage; revêtement
kamerwand cloison; mur; paroi
scheidsmuur cloison; mur de démarcation; mur de séparation; mur mitoyen; mur séparateur
schot cloison; mur mitoyen; paroi; séparation
tussenmuur cloison; mur de démarcation; mur de séparation; mur mitoyen; mur séparateur; paroi; séparation
tussenschot cloison; mur mitoyen; paroi; séparation
tussenwand cloison; mur de démarcation; mur de séparation; mur mitoyen; mur séparateur
wand cloison; mur; paroi

Synoniemen voor "cloison":


Wiktionary: cloison

cloison
noun
  1. Petit mur peu épais (1)
  2. Séparations intérieures d’un navire (2)
  3. Partie destinée à séparer deux cavités ou à diviser une cavité principale (4)

Verwante vertalingen van cloison