Frans

Uitgebreide vertaling voor graver (Frans) in het Nederlands

graver:

graver werkwoord (grave, graves, gravons, gravez, )

  1. graver (graver à l'eau forte)
    etsen; graveren
    • etsen werkwoord (ets, etst, etste, etsten, geëtst)
    • graveren werkwoord (graveer, graveert, graveerde, graveerden, gegraveerd)
  2. graver (inciser)
    groeven; insnijden; inkerven
    • groeven werkwoord (groef, groeft, groefde, groefden, gegroefd)
    • insnijden werkwoord (snij in, snijdt in, sneed in, sneden in, ingesneden)
    • inkerven werkwoord (kerf in, kerft in, kerfde in, kerfden in, ingekerfd)
  3. graver
    ingraveren
    • ingraveren werkwoord (graveer in, graveert in, graveerde in, graveerden in, ingegraveerd)
  4. graver
    graveren; met een stift inkrassen; griffen; griffelen
  5. graver
    branden
    • branden werkwoord (brand, brandt, brandde, brandden, gebrand)
  6. graver (encocher; entailler; scarifier; )
    kerven; een inkeping maken; kepen; inkerven; inkepen
    • kerven werkwoord (kerf, kerft, kerfde, kerfden, gekerfd)
    • een inkeping maken werkwoord
    • kepen werkwoord (keep, keept, keepte, keepten, gekeept)
    • inkerven werkwoord (kerf in, kerft in, kerfde in, kerfden in, ingekerfd)
    • inkepen werkwoord (keep in, keept in, keepte in, keepten in, ingekeept)
  7. graver (inciser; encocher; tailler; entailler)
    creneleren; insnijden
    • creneleren werkwoord (creneleer, creneleert, creneleerde, creneleerden, gecreneleerd)
    • insnijden werkwoord (snij in, snijdt in, sneed in, sneden in, ingesneden)
  8. graver (refouiller au ciseau; ciseler)

Conjugations for graver:

Présent
  1. grave
  2. graves
  3. grave
  4. gravons
  5. gravez
  6. gravent
imparfait
  1. gravais
  2. gravais
  3. gravait
  4. gravions
  5. graviez
  6. gravaient
passé simple
  1. gravai
  2. gravas
  3. grava
  4. gravâmes
  5. gravâtes
  6. gravèrent
futur simple
  1. graverai
  2. graveras
  3. gravera
  4. graverons
  5. graverez
  6. graveront
subjonctif présent
  1. que je grave
  2. que tu graves
  3. qu'il grave
  4. que nous gravions
  5. que vous graviez
  6. qu'ils gravent
conditionnel présent
  1. graverais
  2. graverais
  3. graverait
  4. graverions
  5. graveriez
  6. graveraient
passé composé
  1. ai gravé
  2. as gravé
  3. a gravé
  4. avons gravé
  5. avez gravé
  6. ont gravé
divers
  1. grave!
  2. gravez!
  3. gravons!
  4. gravé
  5. gravant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor graver:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
branden fait de brûler
etsen estampes; gravures sur cuivre; gravures à l'eau forte
graveren gravure
groeven cannelures; encoches
kepen arrachement; déchirure; fente; incisions; morceaux; tranches
kerven entailles; rainures
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
branden graver brûler; distiller; flamber; griller; incendier; marquer; marquer d'un trait; munir de stigmates; roussir; stigmatiser; torréfier; typer
creneleren encocher; entailler; graver; inciser; tailler
een inkeping maken encocher; entailler; faire une encoche; graver; inciser; rainer; rainurer; scarifier; tailler
etsen graver; graver à l'eau forte
graveren graver; graver à l'eau forte
griffelen graver
griffen graver
groeven graver; inciser
ingraveren graver
inkepen encocher; entailler; faire une encoche; graver; inciser; rainer; rainurer; scarifier; tailler
inkerven encocher; entailler; faire une encoche; graver; inciser; rainer; rainurer; scarifier; tailler
insnijden encocher; entailler; graver; inciser; tailler
kepen encocher; entailler; faire une encoche; graver; inciser; rainer; rainurer; scarifier; tailler
kerven encocher; entailler; faire une encoche; graver; inciser; rainer; rainurer; scarifier; tailler couper; créneler; entailler; faire des entailles; graver sur bois
met een stift inkrassen graver
uitbeitelen ciseler; graver; refouiller au ciseau
uitbikken ciseler; graver; refouiller au ciseau

Synoniemen voor "graver":


Wiktionary: graver

graver
verb
  1. met een scherp gereedschap iets krassen in glas of metaal
  2. met een beitel uithakken

Cross Translation:
FromToVia
graver branden burn — write data
graver graveren engrave — carve text or symbols into (something)
graver branden brennentransitiv, EDV: mit einem Brenner eine Zusammenstellung von Musik- oder anderen Daten auf CD oder DVD archivieren

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van graver



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor graver (Nederlands) in het Frans

graver:

graver [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de graver (delver)
    le fouilleur; le fossoyeur; le creuseur; le chercheur; le fouisseur

Vertaal Matrix voor graver:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chercheur delver; graver onderzoeker; spoorzoeker; vorser
creuseur delver; graver
fossoyeur delver; graver doodgraver; grafdelver
fouilleur delver; graver snuffelaar
fouisseur delver; graver

Verwante woorden van "graver":


Computer vertaling door derden: