Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. marron:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor marron (Frans) in het Nederlands

marron:

marron [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le marron (grumeau; tache; pâté; giclure; caillot)
    de klodder; de kwak; de kledder; de lik
    • klodder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kwak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kledder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • lik [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. le marron (chataîgne; gnon)
    de peut; de klap; de stoot; de opstopper
    • peut [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • klap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • stoot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • opstopper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor marron:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
klap chataîgne; gnon; marron babillage; baffe; bavardage; bavardages; beigne; boum; calomnie; cancan; causeries; causettes; choc; clabaudage; claque; commérage; commérages; coup; coup dur; coup violent; fracas; gifle; grondement; heurt; lourde chute; pain; papotage; petit coup; racontars; radotages; ragot; ragots; tape; torgnole; éclat
kledder caillot; giclure; grumeau; marron; pâté; tache
klodder caillot; giclure; grumeau; marron; pâté; tache
kwak caillot; giclure; grumeau; marron; pâté; tache boum; choc; coup; coup violent; fracas; grondement; lourde chute; éclat
lik caillot; giclure; grumeau; marron; pâté; tache boîte; maison d'arrêt; maison de correction; maison de détention; prison; pénitencier; établissement pénitentiaire
opstopper chataîgne; gnon; marron
peut chataîgne; gnon; marron baffe; beigne; claque; coup; coup dur; essence de térébenthine; gifle; heurt; pain; petit coup; torgnole; térébenthine
stoot chataîgne; gnon; marron baffe; beigne; butoir; cahot; choc; claque; coup; coup de pouce; coup dur; gifle; heurt; impulsion; mouvement brusque; pain; petit coup; poussée; saccade; secousse; torgnole; à-coup
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
lik coup de langue

Synoniemen voor "marron":


Wiktionary: marron

marron
noun
  1. Fruit comestible du châtaignier
marron
adjective
  1. RAL-kleur|nld deze kleur hebbend, een kleur bruin, met RAL-nummer 8015.

Cross Translation:
FromToVia
marron tamme kastanje Spanish chestnut — fruit
marron bruin brown — colour
marron bruin brown — having brown colour
marron tamme kastanje; kastanje chestnut — nut of the chestnut tree
marron kastanjebruin chestnut — reddish-brown colour
marron kastanjebruine; kastanjebruin chestnut — of a deep reddish-brown colour
marron wild; verwilderd feral — wild, untamed, especially of domesticated animals having returned to the wild
marron bruin braun — eine dunkle Mischung aus gelb und rot
marron kastanjebruin kastanienbraunmittelbraun bis dunkelbraun und rötlich schimmernd

Computer vertaling door derden: