Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. rouille:
  2. rouillé:
  3. rouiller:
  4. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor rouille (Frans) in het Nederlands

rouille:

rouille [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la rouille (oxydation)
    de roest
    • roest [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. la rouille
    metaalbeslag

Vertaal Matrix voor rouille:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
metaalbeslag rouille
roest oxydation; rouille

Synoniemen voor "rouille":


Wiktionary: rouille

rouille
noun
  1. Matière friable, composée d’hydroxyde de fer, qui se forme sur les métaux ferreux par oxydation au contact de l’eau et de l’air.

Cross Translation:
FromToVia
rouille roest; oxydatie rust — result of oxidation

rouillé:

rouillé bijvoeglijk naamwoord

  1. rouillé (rubigineux)
    roestig
  2. rouillé (maudit)
    verroest

Vertaal Matrix voor rouillé:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
roestig rouillé; rubigineux
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verroest maudit; rouillé

Synoniemen voor "rouillé":


Wiktionary: rouillé


Cross Translation:
FromToVia
rouillé roestig rusty — affected by rust

rouiller:

rouiller werkwoord (rouille, rouilles, rouillons, rouillez, )

  1. rouiller (se rouiller)
    roesten; verroesten; door roest ingevreten worden; inroesten

Conjugations for rouiller:

Présent
  1. rouille
  2. rouilles
  3. rouille
  4. rouillons
  5. rouillez
  6. rouillent
imparfait
  1. rouillais
  2. rouillais
  3. rouillait
  4. rouillions
  5. rouilliez
  6. rouillaient
passé simple
  1. rouillai
  2. rouillas
  3. rouilla
  4. rouillâmes
  5. rouillâtes
  6. rouillèrent
futur simple
  1. rouillerai
  2. rouilleras
  3. rouillera
  4. rouillerons
  5. rouillerez
  6. rouilleront
subjonctif présent
  1. que je rouille
  2. que tu rouilles
  3. qu'il rouille
  4. que nous rouillions
  5. que vous rouilliez
  6. qu'ils rouillent
conditionnel présent
  1. rouillerais
  2. rouillerais
  3. rouillerait
  4. rouillerions
  5. rouilleriez
  6. rouilleraient
passé composé
  1. ai rouillé
  2. as rouillé
  3. a rouillé
  4. avons rouillé
  5. avez rouillé
  6. ont rouillé
divers
  1. rouille!
  2. rouillez!
  3. rouillons!
  4. rouillé
  5. rouillant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor rouiller:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
door roest ingevreten worden rouiller; se rouiller
inroesten rouiller; se rouiller
roesten rouiller; se rouiller
verroesten rouiller; se rouiller

Synoniemen voor "rouiller":


Wiktionary: rouiller

rouiller
verb
  1. produire de la rouille sur la surface d’un corps.
rouiller
verb
  1. het langzaam oxideren van ijzerhoudende materialen

Cross Translation:
FromToVia
rouiller uithollen; roesten; corroderen; aanvreten; inbijten; uitbijten corrode — to eat away
rouiller roesten; verroesten; oxideren rust — to oxidise
rouiller roesten roesten — het langzaam oxideren van ijzerhoudende materialen

Verwante vertalingen van rouille