Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- éclairci:
- éclaircir:
-
Wiktionary:
- éclairci → opklaring
Frans
Uitgebreide vertaling voor éclairci (Frans) in het Nederlands
éclairci:
-
éclairci (expliqué)
verklaard; verduidelijkt; opgehelderd-
verklaard bijvoeglijk naamwoord
-
verduidelijkt bijvoeglijk naamwoord
-
opgehelderd bijvoeglijk naamwoord
-
-
éclairci (éclairé; mis en lumière; exposé; résolu; dévalisé)
verlicht; verhelderd; bijgelicht; belicht; beschenen-
verlicht bijvoeglijk naamwoord
-
verhelderd bijvoeglijk naamwoord
-
bijgelicht bijvoeglijk naamwoord
-
belicht bijvoeglijk naamwoord
-
beschenen bijvoeglijk naamwoord
-
-
éclairci
-
éclairci (expliqué; exposé; élucidé; tiré au clair)
verhelderd; uitgelegd; opgehelderd; toegelicht; belicht-
verhelderd bijvoeglijk naamwoord
-
uitgelegd bijvoeglijk naamwoord
-
opgehelderd bijvoeglijk naamwoord
-
toegelicht bijvoeglijk naamwoord
-
belicht bijvoeglijk naamwoord
-
-
éclairci (résolu; éclairé; exposé)
verhelderd; opgehelderd; helder geworden; opgetrokken-
verhelderd bijvoeglijk naamwoord
-
opgehelderd bijvoeglijk naamwoord
-
helder geworden bijvoeglijk naamwoord
-
opgetrokken bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor éclairci:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
verlicht | dévalisé; exposé; mis en lumière; résolu; éclairci; éclairé | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
belicht | dévalisé; expliqué; exposé; mis en lumière; résolu; tiré au clair; éclairci; éclairé; élucidé | |
beschenen | dévalisé; exposé; mis en lumière; résolu; éclairci; éclairé | |
bijgelicht | dévalisé; exposé; mis en lumière; résolu; éclairci; éclairé | |
helder geworden | exposé; résolu; éclairci; éclairé | |
opgehelderd | expliqué; exposé; résolu; tiré au clair; éclairci; éclairé; élucidé | |
opgeklaard | éclairci | |
opgetrokken | exposé; résolu; éclairci; éclairé | |
toegelicht | expliqué; exposé; tiré au clair; éclairci; élucidé | |
uitgelegd | expliqué; exposé; tiré au clair; éclairci; élucidé | |
verduidelijkt | expliqué; éclairci | |
verhelderd | dévalisé; expliqué; exposé; mis en lumière; résolu; tiré au clair; éclairci; éclairé; élucidé | |
verklaard | expliqué; éclairci |
Synoniemen voor "éclairci":
éclaircir:
éclaircir werkwoord (éclaircis, éclaircit, éclaircissons, éclaircissez, éclaircissent, éclaircissais, éclaircissait, éclaircissions, éclaircissiez, éclaircissaient, éclaircîmes, éclaircîtes, éclaircirent, éclaircirai, éclairciras, éclaircira, éclaircirons, éclaircirez, éclairciront)
-
éclaircir (expliquer; clarifier; préciser; illustrer; tirer au clair)
uitleggen; verklaren; toelichten; begrijpelijk maken; ophelderen; opklaren-
begrijpelijk maken werkwoord
-
éclaircir (exposer; commenter; expliquer)
verklaren; toelichten; ophelderen; verduidelijken; verhelderen; belichten; accentueren; opklaren-
verduidelijken werkwoord (verduidelijk, verduidelijkt, verduidelijkte, verduidelijkten, verduidelijkt)
-
éclaircir (élucider; clarifier; expliquer; commenter)
verduidelijken; nader verklaren; toelichten; uiteenzetten; uitleggen-
verduidelijken werkwoord (verduidelijk, verduidelijkt, verduidelijkte, verduidelijkten, verduidelijkt)
-
nader verklaren werkwoord (verklaar nader, verklaart nader, verklaarde nader, verklaarden nader, nader verklaard)
-
-
éclaircir (expliquer; faire comprendre)
uitleggen; verduidelijken; uiteenzetten; ontvouwen-
verduidelijken werkwoord (verduidelijk, verduidelijkt, verduidelijkte, verduidelijkten, verduidelijkt)
-
éclaircir (mettre en lumière; éclairer; irradier)
-
éclaircir (mettre en lumière; éclairer; clarifier)
-
éclaircir (élaguer; épuiser; couper; déboiser; décimer)
Conjugations for éclaircir:
Présent
- éclaircis
- éclaircis
- éclaircit
- éclaircissons
- éclaircissez
- éclaircissent
imparfait
- éclaircissais
- éclaircissais
- éclaircissait
- éclaircissions
- éclaircissiez
- éclaircissaient
passé simple
- éclaircis
- éclaircis
- éclaircit
- éclaircîmes
- éclaircîtes
- éclaircirent
futur simple
- éclaircirai
- éclairciras
- éclaircira
- éclaircirons
- éclaircirez
- éclairciront
subjonctif présent
- que j'éclaircisse
- que tu éclaircisses
- qu'il éclaircisse
- que nous éclaircissions
- que vous éclaircissiez
- qu'ils éclaircissent
conditionnel présent
- éclaircirais
- éclaircirais
- éclaircirait
- éclaircirions
- éclairciriez
- éclairciraient
passé composé
- ai éclairci
- as éclairci
- a éclairci
- avons éclairci
- avez éclairci
- ont éclairci
divers
- éclaircis!
- éclaircissez!
- éclaircissons!
- éclairci
- éclaircissant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles