Frans

Uitgebreide vertaling voor question (Frans) in het Nederlands

question:

question [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la question (interpellation; requête; problème; instance)
    de interpellatie; de vraag
  2. la question (point à l'ordre du jour; cas; problème; affaire; différend)
    het issue; de kwestie; de punt
    • issue [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kwestie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • punt [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. la question (affaire; cas; problème; fait)
    het geval; de kwestie; de zaak; de aangelegenheid; de affaire
    • geval [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kwestie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • zaak [de ~] zelfstandig naamwoord
    • aangelegenheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • affaire [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. la question (problème; cas)
    de kwestie; het vraagstuk; het probleem
    • kwestie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • vraagstuk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • probleem [het ~] zelfstandig naamwoord
  5. la question (tâche scolaire; tâche; dilemme; problème)
    het vraagstuk; de opgave; de opgaaf; de kwestie; de zwaarte; het probleem
    • vraagstuk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • opgave [de ~] zelfstandig naamwoord
    • opgaaf [de ~] zelfstandig naamwoord
    • kwestie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • zwaarte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • probleem [het ~] zelfstandig naamwoord
  6. la question (problématique; cas)
    de kwesties; de problematiek; de problemen
  7. la question (problématique; énoncé du problème; énigme; problème)
    de vraagstelling; de probleemstelling; de stelling
  8. la question (difficulté; problème; tâche; devoir)
    de moeilijkheid; de ingewikkeldheid; het probleem
  9. la question (point de vue; perspective; instant; )
    het standpunt; zienswijs; de perspectief; de invalshoek; het gezichtspunt; het oogpunt; de gezichtshoek
  10. la question (cas; fait)
    de casus; het geval; de kwestie
    • casus [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord, mv.
    • geval [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kwestie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  11. la question (affaire; cas)
    het geval; de kwestie; de zaak
    • geval [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kwestie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • zaak [de ~] zelfstandig naamwoord
  12. la question (épreuve; essai; dissertation; )
    het werkstuk; de verhandeling
  13. la question
    de vraag
    • vraag [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor question:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aangelegenheid affaire; cas; fait; problème; question
affaire affaire; cas; fait; problème; question liaison; rapports; relation; relation amoureuse
casus cas; fait; question
geval affaire; cas; fait; problème; question cas problématique; problème
gezichtshoek angle; cas; différend; instant; moment; optique; perspective; point de vue; problème; question
gezichtspunt angle; cas; différend; instant; moment; optique; perspective; point de vue; problème; question avis; concept; conception; conviction; doctrine; exposé; façon de penser; idée; intention; interprétation; mentalité; notion; opinion; optique; pensée; perspective; point de vue; position; prise de position; réflexion; vision
ingewikkeldheid devoir; difficulté; problème; question; tâche caractère complexe; complexité
interpellatie instance; interpellation; problème; question; requête
invalshoek angle; cas; différend; instant; moment; optique; perspective; point de vue; problème; question angle; approche; manière d'aborder; optique; point de vue
issue affaire; cas; différend; point à l'ordre du jour; problème; question
kwestie affaire; cas; différend; dilemme; fait; point à l'ordre du jour; problème; question; tâche; tâche scolaire conflit; différend; litige
kwesties cas; problématique; question
moeilijkheid devoir; difficulté; problème; question; tâche difficulté; désagrément; embarras; ennui; inconvénient; peine; pétrin
oogpunt angle; cas; différend; instant; moment; optique; perspective; point de vue; problème; question
opgaaf dilemme; problème; question; tâche; tâche scolaire liste
opgave dilemme; problème; question; tâche; tâche scolaire annonce; appel; avis; communication; envoi; exercise; information; inscription; liste; mention; message; notice; nouvelle; publication; renvoi; résignation; épreuve
perspectief angle; cas; différend; instant; moment; optique; perspective; point de vue; problème; question optique; perspective; point de vue
probleem cas; devoir; difficulté; dilemme; problème; question; tâche; tâche scolaire casse-tête; complication; difficulté; désagrément; embarras; ennui; inconvénient; mots croisés; mystère; peine; problème; puzzle; pétrin; énigme
probleemstelling problème; problématique; question; énigme; énoncé du problème
problematiek cas; problématique; question
problemen cas; problématique; question difficultés; désagréments; embarras; embêtements; emmerdements; ennuis; malheurs; manques; misère; problèmes; soucis
punt affaire; cas; différend; point à l'ordre du jour; problème; question note; point; pointe
standpunt angle; cas; différend; instant; moment; optique; perspective; point de vue; problème; question attitude; attitude physique; avis; concept; conception; conviction; doctrine; exposé; façon de penser; idée; intention; interprétation; mentalité; notion; opinion; opinions; optique; pensée; perspective; point de vue; position; prise de position; réflexion; tenue physique; vision
stelling problème; problématique; question; énigme; énoncé du problème affirmation; allégation; assertion; grille; hypothèse; position; prise de position; proposition; supposition; thèse; théorie; théorème; échafaudage; étagère
verhandeling article; besogne; composition; conférence; devoir; dissertation; essai; exposé; mémoire; ouvrage; problème; question; rédaction; travail; tâche; épreuve article; composition; conférence; essai; exposé
vraag instance; interpellation; problème; question; requête demande; désir; exigence; prière; requête; revendication; réclamation; réquisition; souhait; voeu
vraagstelling problème; problématique; question; énigme; énoncé du problème
vraagstuk cas; dilemme; problème; question; tâche; tâche scolaire
werkstuk article; besogne; composition; conférence; devoir; dissertation; essai; exposé; mémoire; ouvrage; problème; question; rédaction; travail; tâche; épreuve
zaak affaire; cas; fait; problème; question accord; affaire; article; association; camelote; chose; compagnie; entreprise; entreprise commerciale; entreprise de détail; exploitation commerciale; fonds de commerce; magasin; marché conclu; objet; opération; produit; société; transaction; truc
zienswijs angle; cas; différend; instant; moment; optique; perspective; point de vue; problème; question
zwaarte dilemme; problème; question; tâche; tâche scolaire gravité; masse; pesanteur; poids
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
punt point

Synoniemen voor "question":


Wiktionary: question

question
noun
  1. interrogation, demande que l’on faire pour s’informer de quelque chose.
question
noun
  1. zaak, geschil, probleem
  2. een verzoek om inlichting

Cross Translation:
FromToVia
question vraag FrageLinguistik: Äußerung, die Antwort oder Klärung verlangt; Aufforderung zur Antwort
question vraag; verzoek query — question or inquiry
question vraag question — sentence which asks for information
question thema; kwestie question — topic under discussion

Verwante vertalingen van question