Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- éblouissant:
- éblouir:
-
Wiktionary:
- éblouir → blenden, verblinden
Frans
Uitgebreide vertaling voor éblouissant (Frans) in het Nederlands
éblouissant:
-
éblouissant (aveuglant)
schitterend; verblindend; oogverblindend-
schitterend bijvoeglijk naamwoord
-
verblindend bijvoeglijk naamwoord
-
oogverblindend bijvoeglijk naamwoord
-
-
éblouissant (magnifique; merveilleux; fabuleux; superbe; excellent; splendide; formidable; au mieux; de première classe; brillant; éclatant; saillant; grandiose; parfait; fantastique; sublime; resplendissant; avec éclat)
uitstekend; groots; geweldig; fantastisch; schitterend; voortreffelijk; magnifiek; grandioos; uitnemend-
uitstekend bijvoeglijk naamwoord
-
groots bijvoeglijk naamwoord
-
geweldig bijvoeglijk naamwoord
-
fantastisch bijvoeglijk naamwoord
-
schitterend bijvoeglijk naamwoord
-
voortreffelijk bijvoeglijk naamwoord
-
magnifiek bijvoeglijk naamwoord
-
grandioos bijvoeglijk naamwoord
-
uitnemend bijvoeglijk naamwoord
-
-
éblouissant (somptueux; glorieux; splendide; splendidement; éclatant; exquis; fastueux)
schitterend; prachtig; magnifiek; luisterrijk; glorierijk; lustrijk-
schitterend bijvoeglijk naamwoord
-
prachtig bijvoeglijk naamwoord
-
magnifiek bijvoeglijk naamwoord
-
luisterrijk bijvoeglijk naamwoord
-
glorierijk bijvoeglijk naamwoord
-
lustrijk bijvoeglijk naamwoord
-
-
éblouissant (brillant; magnifique; glorieux; avec éclat; éclatant; brillamment; de toute beauté; splendide; étincelant; magnifiquement; glorieusement; splendidement; resplendissant)
schitterend; glinsterend; fonkelend-
schitterend bijvoeglijk naamwoord
-
glinsterend bijvoeglijk naamwoord
-
fonkelend bijvoeglijk naamwoord
-
-
éblouissant (de toute beauté; beau comme le jour; splendide; resplendissant; à ravir)
-
éblouissant (interminable; illimité; infini; éternel; infiniment; perpétuel; perpétuelle; incommensurablement; immense; insondable; immensément; éternellement; incommensurable; sans fin; sans limites; à perpétuité; interminablement; sans bornes)
oneindig; eindeloos; zonder einde-
oneindig bijvoeglijk naamwoord
-
eindeloos bijvoeglijk naamwoord
-
zonder einde bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor éblouissant:
Synoniemen voor "éblouissant":
éblouir:
éblouir werkwoord (éblouis, éblouit, éblouissons, éblouissez, éblouissent, éblouissais, éblouissait, éblouissions, éblouissiez, éblouissaient, éblouîmes, éblouîtes, éblouirent, éblouirai, éblouiras, éblouira, éblouirons, éblouirez, éblouiront)
-
éblouir (éblouir les yeux; aveugler)
Conjugations for éblouir:
Présent
- éblouis
- éblouis
- éblouit
- éblouissons
- éblouissez
- éblouissent
imparfait
- éblouissais
- éblouissais
- éblouissait
- éblouissions
- éblouissiez
- éblouissaient
passé simple
- éblouis
- éblouis
- éblouit
- éblouîmes
- éblouîtes
- éblouirent
futur simple
- éblouirai
- éblouiras
- éblouira
- éblouirons
- éblouirez
- éblouiront
subjonctif présent
- que j'éblouisse
- que tu éblouisses
- qu'il éblouisse
- que nous éblouissions
- que vous éblouissiez
- qu'ils éblouissent
conditionnel présent
- éblouirais
- éblouirais
- éblouirait
- éblouirions
- éblouiriez
- éblouiraient
passé composé
- ai ébloui
- as ébloui
- a ébloui
- avons ébloui
- avez ébloui
- ont ébloui
divers
- éblouis!
- éblouissez!
- éblouissons!
- ébloui
- éblouissant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor éblouir:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
verblinden | aveugler; éblouir; éblouir les yeux |
Synoniemen voor "éblouir":
Wiktionary: éblouir
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• éblouir | → blenden; verblinden | ↔ dazzle — confuse the sight |