Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- ordonné:
- ordonner:
-
Wiktionary:
- ordonné → net, puur
- ordonner → ordonneren
Frans
Uitgebreide vertaling voor ordonné (Frans) in het Nederlands
ordonné:
-
ordonné (assigné; commandé; chargé)
-
ordonné (propre; net; décent)
-
ordonné
-
ordonné (bien rangé; soigné; propre; net; nettoyé; rangé; avec soin)
netjes; zorgvuldig; keurig; proper-
netjes bijwoord
-
zorgvuldig bijvoeglijk naamwoord
-
keurig bijvoeglijk naamwoord
-
proper bijvoeglijk naamwoord
-
-
ordonné (en ordre; rangé; classé)
ordelijk; gerangschikt; opgeruimd-
ordelijk bijvoeglijk naamwoord
-
gerangschikt bijvoeglijk naamwoord
-
opgeruimd bijvoeglijk naamwoord
-
-
ordonné (rangé)
Vertaal Matrix voor ordonné:
Synoniemen voor "ordonné":
ordonner:
ordonner werkwoord (ordonne, ordonnes, ordonnons, ordonnez, ordonnent, ordonnais, ordonnait, ordonnions, ordonniez, ordonnaient, ordonnai, ordonnas, ordonna, ordonnâmes, ordonnâtes, ordonnèrent, ordonnerai, ordonneras, ordonnera, ordonnerons, ordonnerez, ordonneront)
-
ordonner (décréter; assigner; dévouer; régir; charger; commander; sommer; consacrer à; obliger à; diriger)
-
ordonner (commander; prescrire; dicter)
-
ordonner (commander; mener; diriger; avoir le commandement; présider; gouverner; administrer; piloter)
-
ordonner (dicter; prescrire; enjoindre)
opdragen; decreteren; bevelen; verordenen; verordonneren; gelasten; gebieden; commanderen-
verordonneren werkwoord (verordonneer, verordonneert, verordonneerde, verordonneerden, verordonneerd)
-
ordonner (décréter; annoncer; proclamer; promulguer)
-
ordonner (décréter; statuer)
-
ordonner
-
ordonner (dicter une lettre)
Conjugations for ordonner:
Présent
- ordonne
- ordonnes
- ordonne
- ordonnons
- ordonnez
- ordonnent
imparfait
- ordonnais
- ordonnais
- ordonnait
- ordonnions
- ordonniez
- ordonnaient
passé simple
- ordonnai
- ordonnas
- ordonna
- ordonnâmes
- ordonnâtes
- ordonnèrent
futur simple
- ordonnerai
- ordonneras
- ordonnera
- ordonnerons
- ordonnerez
- ordonneront
subjonctif présent
- que j'ordonne
- que tu ordonnes
- qu'il ordonne
- que nous ordonnions
- que vous ordonniez
- qu'ils ordonnent
conditionnel présent
- ordonnerais
- ordonnerais
- ordonnerait
- ordonnerions
- ordonneriez
- ordonneraient
passé composé
- ai ordonné
- as ordonné
- a ordonné
- avons ordonné
- avez ordonné
- ont ordonné
divers
- ordonne!
- ordonnez!
- ordonnons!
- ordonné
- ordonnant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor ordonner:
Synoniemen voor "ordonner":
Wiktionary: ordonner
ordonner
verb