Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Équilibre:
  2. équilibre:
  3. équilibré:
  4. équilibrer:
  5. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor équilibre (Frans) in het Nederlands

Équilibre:

Équilibre

  1. Équilibre

Vertaal Matrix voor Équilibre:

Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Balans Équilibre

équilibre:

équilibre [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'équilibre (balance; harmonie)
    het evenwicht; de balans; de harmonie
    • evenwicht [het ~] zelfstandig naamwoord
    • balans [de ~] zelfstandig naamwoord
    • harmonie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. l'équilibre (harmornie)
    de evenwichtigheid

équilibre [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'équilibre (caractère inébranlable; fermeté; solidité; stabilité; robustesse)
    onwankelbaarheid; de onwrikbaarheid; onomstotelijkheid

Vertaal Matrix voor équilibre:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
balans balance; harmonie; équilibre balance; bilan; bilan commercial; poids public
evenwicht balance; harmonie; équilibre
evenwichtigheid harmornie; équilibre
harmonie balance; harmonie; équilibre accord; concordance; concorde; consensus; entente; fanfare; fanfare musicale; harmonie; harmonie sonore; union; unisson
onomstotelijkheid caractère inébranlable; fermeté; robustesse; solidité; stabilité; équilibre
onwankelbaarheid caractère inébranlable; fermeté; robustesse; solidité; stabilité; équilibre
onwrikbaarheid caractère inébranlable; fermeté; robustesse; solidité; stabilité; équilibre caractère impitoyable; caractère inexorable; caractère intraitable; caractère inébranlable; fermeté; inflexibilité

Synoniemen voor "équilibre":


Wiktionary: équilibre

équilibre
noun
  1. evenwicht
  2. toestand waarin het gewicht aan beide zijden van een balans gelijk is

Cross Translation:
FromToVia
équilibre balans; evenwicht balance — equilibrium
équilibre evenwicht equilibrium — condition of a system in which competing influences are balanced
équilibre evenwicht equilibrium — mental balance
équilibre handstand handstand — a movement or position in which a person is upside down
équilibre balans BalanceGleichgewicht, innere Ruhe

équilibré:

équilibré bijvoeglijk naamwoord

  1. équilibré (maître de soi; harmonieux)
    evenwichtig; in evenwicht
  2. équilibré (maître de soi)
    beheerst

Vertaal Matrix voor équilibré:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beheerst maître de soi; équilibré
evenwichtig harmonieux; maître de soi; équilibré
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in evenwicht harmonieux; maître de soi; équilibré

Synoniemen voor "équilibré":


Wiktionary: équilibré


Cross Translation:
FromToVia
équilibré gecompenseerd ausgeglichen — im Gleichgewicht, ohne starke Schwankungen, mit einer gleichmäßigen Verteilung

équilibre vorm van équilibrer:

équilibrer werkwoord (équilibre, équilibres, équilibrons, équilibrez, )

  1. équilibrer (aligner; mettre en coordination)
    uitbalanceren; richten; uitlijnen
    • uitbalanceren werkwoord (balanceer uit, balanceert uit, balanceerde uit, balanceerden uit, uitgebalanceerd)
    • richten werkwoord (richt, richtte, richtten, gericht)
    • uitlijnen werkwoord (lijn uit, lijnt uit, lijnde uit, lijnden uit, uitgelijnd)
  2. équilibrer (balancer; mettre en équilibre; doser)
    balanceren; in evenwicht brengen; uitbalanceren
    • balanceren werkwoord (balanceer, balanceert, balanceerde, balanceerden, gebalanceerd)
    • in evenwicht brengen werkwoord (breng in evenwicht, brengt in evenwicht, bracht in evenwicht, brachten in evenwicht, in evenwicht gebracht)
    • uitbalanceren werkwoord (balanceer uit, balanceert uit, balanceerde uit, balanceerden uit, uitgebalanceerd)

Conjugations for équilibrer:

Présent
  1. équilibre
  2. équilibres
  3. équilibre
  4. équilibrons
  5. équilibrez
  6. équilibrent
imparfait
  1. équilibrais
  2. équilibrais
  3. équilibrait
  4. équilibrions
  5. équilibriez
  6. équilibraient
passé simple
  1. équilibrai
  2. équilibras
  3. équilibra
  4. équilibrâmes
  5. équilibrâtes
  6. équilibrèrent
futur simple
  1. équilibrerai
  2. équilibreras
  3. équilibrera
  4. équilibrerons
  5. équilibrerez
  6. équilibreront
subjonctif présent
  1. que j'équilibre
  2. que tu équilibres
  3. qu'il équilibre
  4. que nous équilibrions
  5. que vous équilibriez
  6. qu'ils équilibrent
conditionnel présent
  1. équilibrerais
  2. équilibrerais
  3. équilibrerait
  4. équilibrerions
  5. équilibreriez
  6. équilibreraient
passé composé
  1. ai équilibré
  2. as équilibré
  3. a équilibré
  4. avons équilibré
  5. avez équilibré
  6. ont équilibré
divers
  1. équilibre!
  2. équilibrez!
  3. équilibrons!
  4. équilibré
  5. équilibrant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor équilibrer:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
balanceren balancer; doser; mettre en équilibre; équilibrer
in evenwicht brengen balancer; doser; mettre en équilibre; équilibrer
richten aligner; mettre en coordination; équilibrer viser; viser à
uitbalanceren aligner; balancer; doser; mettre en coordination; mettre en équilibre; équilibrer
uitlijnen aligner; mettre en coordination; équilibrer aligner

Synoniemen voor "équilibrer":


Wiktionary: équilibrer

équilibrer
verb
  1. evenwicht behouden om er niet vanaf te vallen

Verwante vertalingen van équilibre