Frans

Uitgebreide vertaling voor aide (Frans) in het Nederlands

aide:

aide [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'aide (assistant; serviteur; domestique; )
    de assistent; de hulp; de secondant; de helper
    • assistent [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hulp [de ~] zelfstandig naamwoord
    • secondant [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • helper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. l'aide (valet; valet de ferme; domestique; valet de chambre)
    de knecht; het hulpje
    • knecht [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hulpje [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. l'aide
    hulpvaardige

aide [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'aide (support; secours; soutien; appui)
    de hulp; de ondersteuning; de steun; de bijstand
    • hulp [de ~] zelfstandig naamwoord
    • ondersteuning [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • steun [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • bijstand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. l'aide (secours; assistance; soutien; )
    de hulpverlening; de hulp; de bijstand; de assistentie; het hulpbetoon; de handreiking
  3. l'aide (assistance)
    de dienstverlening; de assistentie
  4. l'aide (assistance)
    het dienstbetoon; het hulpbetoon
  5. l'aide (service d'entretien; assistance; secours; soutien)
    de onderhoudsdienst; de service
  6. l'aide (collaboration; assistance; support; )
    de medewerking; de assistentie
  7. l'aide (soutien; aide sociale; appui; )
    de steun; de steunpilaar; de toeverlaat
  8. l'aide (point de départ; point de repère; tuyau; )
    het aanknopingspunt; de aanwijzing
  9. l'aide
    het hulppersoneel
  10. l'aide (assistance sociale; secours; assistance)
    maatschappelijk werk; de hulpverlening
  11. l'aide (soutien; support)
    de ondersteuning; het support; de steun
    • ondersteuning [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • support [het ~] zelfstandig naamwoord
    • steun [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor aide:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanknopingspunt aide; appui; indication; indices; point de contact; point de départ; point de repère; secours; soutien; support; tuyau
aanwijzing aide; appui; indication; indices; point de contact; point de départ; point de repère; secours; soutien; support; tuyau assignation; augure; avant-courrier; bout; coin; commandement; consigne; contrainte; directive; impératif; indication; indice; indices; instruction; manifestation; mission; ordre; présage; règlement; signe; signe avant-coureur; signe de tête; signe du doigt; signe précurseur; sommation; statut; statuts; suggestion; symptôme; trace; tuyau; éclaircissement
assistent aide; assistant; clerc; commis; domestique; membre du personnel; secondant; serviteur; valet assistant
assistentie aide; aide familiale; aide sociale; appui; assistance; collaboration; coup de main; secours; soutien; support service d'aide
bijstand aide; aide familiale; aide sociale; appui; assistance; coup de main; secours; soutien; support Assistance Sociale; Assistance sociale; aide familiale; aide sociale; allocation de l'Aide sociale; assistance; service
dienstbetoon aide; assistance
dienstverlening aide; assistance
handreiking aide; aide familiale; aide sociale; assistance; coup de main; secours; soutien
helper aide; assistant; clerc; commis; domestique; membre du personnel; secondant; serviteur; valet
hulp aide; aide familiale; aide sociale; appui; assistance; assistant; clerc; commis; coup de main; domestique; membre du personnel; secondant; secours; serviteur; soutien; support; valet Assistance sociale; aide domestique; domestique; femme de ménage; homme de ménage; infirmier
hulpbetoon aide; aide familiale; aide sociale; assistance; coup de main; secours; soutien
hulpje aide; domestique; valet; valet de chambre; valet de ferme
hulppersoneel aide personnel auxiliaire
hulpvaardige aide
hulpverlening aide; aide familiale; aide sociale; assistance; assistance sociale; coup de main; secours; soutien
knecht aide; domestique; valet; valet de chambre; valet de ferme domestique; garçon; ouvrier agricole; serviteur; valet; valet de ferme
maatschappelijk werk aide; assistance; assistance sociale; secours
medewerking aide; appui; assistance; collaboration; secours; soutien; support collaboration; concours; coopération; participation
onderhoudsdienst aide; assistance; secours; service d'entretien; soutien
ondersteuning aide; appui; secours; soutien; support Assistance sociale; assistance; point d'appui; prise; service; soutien; support
secondant aide; assistant; clerc; commis; domestique; membre du personnel; secondant; serviteur; valet
service aide; assistance; secours; service d'entretien; soutien service; service après-vente
steun aide; aide sociale; appui; asile; lieu de refuge; lieu de salut; point d'appui; port de refuge; secours; soutien; support Assistance sociale; activation; allumage; encouragement; excitation; incitation; mise en marche; point d'appui; prise; propulsion; réconfort; soutien; stimulation; support
steunpilaar aide; aide sociale; appui; asile; lieu de refuge; lieu de salut; point d'appui; port de refuge; soutien
support aide; soutien; support
toeverlaat aide; aide sociale; appui; asile; lieu de refuge; lieu de salut; point d'appui; port de refuge; soutien
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
help aide; aide en ligne
online-Help aide; aide en ligne
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
help au secours

Synoniemen voor "aide":


Wiktionary: aide

aide
noun
  1. action d’apporter son soutien physiquement, verbalement, financièrement ou de tout autre manière.
aide
noun
  1. het verlenen van hulp
  2. handeling om iemand steun of bijstand te verlenen

Cross Translation:
FromToVia
aide bijstand; hulp aid — help; succor; assistance; relief
aide bede; aide aid — subsidy granted to the crown by parliament
aide assistent assistant — person who assists
aide hulp help — action given to provide assistance
aide hulp Hilfeallgemein: aktive Unterstützung
aide hulpmiddel Hilfsmittel — Etwas, das hinzuziehen / verwenden wird, um eine Sache leichter / schneller / gut erledigen zu können

aidé:


Synoniemen voor "aidé":


Aide:

Aide

  1. Aide

Vertaal Matrix voor Aide:

Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Help Aide

aidée:


Synoniemen voor "aidée":


aider:

aider werkwoord (aide, aides, aidons, aidez, )

  1. aider (assister; prêter son aide; tendre la main; )
    helpen; assisteren; ondersteunen; seconderen; bijstaan; bijspringen; weldoen
    • helpen werkwoord (help, helpt, hielp, hielpen, geholpen)
    • assisteren werkwoord (assisteer, assisteert, assisteerde, assisteerden, geassisteerd)
    • ondersteunen werkwoord (ondersteun, ondersteunt, ondersteunde, ondersteunden, ondersteund)
    • seconderen werkwoord (secondeer, secondeert, secondeerde, secondeerden, gesecondeerd)
    • bijstaan werkwoord (sta bij, staat bij, stond bij, stonden bij, bijgestaan)
    • bijspringen werkwoord (spring bij, springt bij, sprong bij, sprongen bij, bijgesprongen)
    • weldoen werkwoord (doe wel, doet wel, deed wel, deden wel, welgedaan)
  2. aider (secourir; seconder)
    meehelpen; bijspringen
    • meehelpen werkwoord (help mee, helpt mee, hielp mee, hielpen mee, meegeholpen)
    • bijspringen werkwoord (spring bij, springt bij, sprong bij, sprongen bij, bijgesprongen)
  3. aider (collaborer; coopérer; contribuer à; soutenir; appuyer)
    meewerken; coöpereren
    • meewerken werkwoord (werk mee, werkt mee, werkte mee, werkten mee, meegwerkt)
    • coöpereren werkwoord (coöpereer, coöpereert, coöpereerde, coöpereerden, gecoöpereerd)
  4. aider (faire la charité; faire du bien; secourir; )
    helpen; weldoen; goeddoen; liefdadigheids werk doen
  5. aider (contribuer)
    bijdragen; meehelpen
    • bijdragen werkwoord (draag bij, draagt bij, droeg bij, droegen bij, bijgedragen)
    • meehelpen werkwoord (help mee, helpt mee, hielp mee, hielpen mee, meegeholpen)
  6. aider (pousser; pistonner)
    vooruithelpen; verderhelpen
    • vooruithelpen werkwoord (help vooruit, helpt vooruit, hielp vooruit, hielpen vooruit, vooruitgeholpen)
    • verderhelpen werkwoord (help verder, helpt verder, hielp verder, hielpen verder, verder geholpen)
  7. aider (consoler; appuyer; soutenir; )
    ondersteunen; troosten; bemoedigen; vertroosten; opbeuren
    • ondersteunen werkwoord (ondersteun, ondersteunt, ondersteunde, ondersteunden, ondersteund)
    • troosten werkwoord (troost, troostte, troostten, getroost)
    • bemoedigen werkwoord (bemoedig, bemoedigt, bemoedigde, bemoedigden, bemoedigd)
    • vertroosten werkwoord (vertroost, vertroostte, vertroostten, vertroost)
    • opbeuren werkwoord (beur op, beurt op, beurde op, beurden op, opgebeurd)
  8. aider (être serviable; assister; seconder; donner un coup de main; être complaisant)
    behulpzaam zijn; gedienstig zijn
    • behulpzaam zijn werkwoord (ben behulpzaam, bent behulpzaam, is behulpzaam, was behulpzaam, waren behulpzaam, behulpzaam geweest)
    • gedienstig zijn werkwoord (ben gedienstig, bent gedienstig, is gedienstig, was gedienstig, waren gedienstig, gedienstig geweest)
  9. aider (remplacer qqn; dépanner; secourir; )
    bijspringen; iemand vervangen
  10. aider
  11. aider (assister; venir en aide de)
    assisteren; handreiken
    • assisteren werkwoord (assisteer, assisteert, assisteerde, assisteerden, geassisteerd)
    • handreiken werkwoord

Conjugations for aider:

Présent
  1. aide
  2. aides
  3. aide
  4. aidons
  5. aidez
  6. aident
imparfait
  1. aidais
  2. aidais
  3. aidait
  4. aidions
  5. aidiez
  6. aidaient
passé simple
  1. aidai
  2. aidas
  3. aida
  4. aidâmes
  5. aidâtes
  6. aidèrent
futur simple
  1. aiderai
  2. aideras
  3. aidera
  4. aiderons
  5. aiderez
  6. aideront
subjonctif présent
  1. que j'aide
  2. que tu aides
  3. qu'il aide
  4. que nous aidions
  5. que vous aidiez
  6. qu'ils aident
conditionnel présent
  1. aiderais
  2. aiderais
  3. aiderait
  4. aiderions
  5. aideriez
  6. aideraient
passé composé
  1. ai aidé
  2. as aidé
  3. a aidé
  4. avons aidé
  5. avez aidé
  6. ont aidé
divers
  1. aide!
  2. aidez!
  3. aidons!
  4. aidé
  5. aidant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor aider:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
assisteren aider; assister; dépanner; montrer de l'obligeance; prêter son aide; rendre service; seconder; secourir; servir; soigner; tendre la main; venir en aide de; être au service de; être serviable; être utile à
behulpzaam zijn aider; assister; donner un coup de main; seconder; être complaisant; être serviable
bemoedigen aider; apaiser; appuyer; collaborer; consoler; remonter le moral; réconforter; soulager; soutenir acclamer; activer; aiguillonner; animer; applaudir; attiser; aviver; consoler; encourager; exciter; exciter à; inciter; ovationner; ranimer; remonter le moral; réconforter; stimuler; tisonner
bijdragen aider; contribuer apporter; contribuer; contribuer qc à; cotiser
bijspringen aider; assister; dépanner; montrer de l'obligeance; prêter son aide; remplacer qqn; rendre service; seconder; secourir; servir; soigner; tendre la main; venir en aide de; être au service de; être serviable; être utile à
bijstaan aider; assister; dépanner; montrer de l'obligeance; prêter son aide; rendre service; seconder; secourir; servir; soigner; tendre la main; venir en aide de; être au service de; être serviable; être utile à
coöpereren aider; appuyer; collaborer; contribuer à; coopérer; soutenir collaborer; coopérer; travailler de concert
gedienstig zijn aider; assister; donner un coup de main; seconder; être complaisant; être serviable
goeddoen aider; faire du bien; faire la charité; rendre service; secourir; tendre la main; venir en aide de faire plaisir à; rendre service; rendre service à
handreiken aider; assister; venir en aide de
helpen aider; assister; dépanner; faire du bien; faire la charité; montrer de l'obligeance; prêter son aide; rendre service; seconder; secourir; servir; soigner; tendre la main; venir en aide de; être au service de; être serviable; être utile à favoriser; promouvoir; promouvoir quelque chose
iemand vervangen aider; dépanner; remplacer qqn; rendre service; secourir; tendre la main; venir en aide de
liefdadigheids werk doen aider; faire du bien; faire la charité; rendre service; secourir; tendre la main; venir en aide de
meehelpen aider; contribuer; seconder; secourir
meewerken aider; appuyer; collaborer; contribuer à; coopérer; soutenir
ondersteunen aider; apaiser; appuyer; assister; collaborer; consoler; dépanner; montrer de l'obligeance; prêter son aide; remonter le moral; rendre service; réconforter; seconder; secourir; servir; soigner; soulager; soutenir; tendre la main; venir en aide de; être au service de; être serviable; être utile à appuyer; arc-bouter; boiser; consolider; fortifier; porter; porter avec effort; soutenir; épauler; étançonner; étayer
opbeuren aider; apaiser; appuyer; collaborer; consoler; remonter le moral; réconforter; soulager; soutenir consoler; remonter le moral; réconforter
seconderen aider; assister; dépanner; montrer de l'obligeance; prêter son aide; rendre service; seconder; secourir; servir; soigner; tendre la main; venir en aide de; être au service de; être serviable; être utile à
troosten aider; apaiser; appuyer; collaborer; consoler; remonter le moral; réconforter; soulager; soutenir chercher son salut dans
verder helpen aider
verderhelpen aider; pistonner; pousser
vertroosten aider; apaiser; appuyer; collaborer; consoler; remonter le moral; réconforter; soulager; soutenir
vooruithelpen aider; pistonner; pousser
weldoen aider; assister; dépanner; faire du bien; faire la charité; montrer de l'obligeance; prêter son aide; rendre service; seconder; secourir; servir; soigner; tendre la main; venir en aide de; être au service de; être serviable; être utile à

Synoniemen voor "aider":


Wiktionary: aider

aider aider
verb
  1. iemand bijstaan
  2. anderen helpen iets te doen

Cross Translation:
FromToVia
aider bijstaan; helpen aid — to support
aider assisteren; bijstaan assist — help
aider helpen help — transitive: provide assistance to (someone or something)
aider helpen helfen — (mit Dativ) jemandem das Tun einer Sache durch Übernehmen bestimmter Teile ermöglichen oder erleichtern

Verwante vertalingen van aide