Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Zoek: cahot

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: cahot

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. cahot:
  2. cahoter:
  3. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor cahot (Frans) in het Nederlands

cahot:

cahot [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le cahot (collision; accrochage; altercation; coup; choc)
    de botsing; opeen knallen
  2. le cahot (tremblement; choc; secousse; )
    beven
    • beven [znw.] zelfstandig naamwoord
  3. le cahot (poussée; coup; coup de pouce; )
    de stoot; de zet; de por; het duwtje; de duw; het stootje
    • stoot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • zet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • por [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • duwtje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • duw [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • stootje [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor cahot:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beven cahot; choc; heurt; oscillation; saccade; secousse; tremblement; vibration
botsing accrochage; altercation; cahot; choc; collision; coup abordage; accrochage; altercation; collision; conflit; différend; discorde; dispute; démêlé; désaccord; heurt; litige; querelle
duw butoir; cahot; choc; coup; coup de pouce; heurt; impulsion; petit coup; poussée
duwtje butoir; cahot; choc; coup; coup de pouce; heurt; impulsion; petit coup; poussée
opeen knallen accrochage; altercation; cahot; choc; collision; coup
por butoir; cahot; choc; coup; coup de pouce; heurt; impulsion; petit coup; poussée
stoot butoir; cahot; choc; coup; coup de pouce; heurt; impulsion; petit coup; poussée baffe; beigne; chataîgne; choc; claque; coup; coup dur; gifle; gnon; heurt; marron; mouvement brusque; pain; petit coup; saccade; secousse; torgnole; à-coup
stootje butoir; cahot; choc; coup; coup de pouce; heurt; impulsion; petit coup; poussée
zet butoir; cahot; choc; coup; coup de pouce; heurt; impulsion; petit coup; poussée coup; coup d'échecs
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beven agiter; frissonner; frémir; grelotter; secouer; trembler; trembloter; tressaillir; vibrer
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
botsing choc

Synoniemen voor "cahot":


Wiktionary: cahot

Cross Translation:
FromToVia
• cahot → tegenvaller ↔ hiccup — minor setback

cahot vorm van cahoter:

cahoter werkwoord (cahote, cahotes, cahotons, cahotez, )

  1. cahoter (se dandiner)
    schuddend op en neer gaan; hobbelen; stoten
  2. cahoter (osciller; agiter; virer; )
    zwaaien; heen en weer zwaaien; slingeren; zwenken
    • zwaaien werkwoord (zwaai, zwaait, zwaaide, zwaaiden, gezwaaid)
    • slingeren werkwoord (slinger, slingert, slingerde, slingerden, geslingerd)
    • zwenken werkwoord (zwenk, zwenkt, zwenkte, zwenkten, gezwenkt)

Conjugations for cahoter:

Présent
  1. cahote
  2. cahotes
  3. cahote
  4. cahotons
  5. cahotez
  6. cahotent
imparfait
  1. cahotais
  2. cahotais
  3. cahotait
  4. cahotions
  5. cahotiez
  6. cahotaient
passé simple
  1. cahotai
  2. cahotas
  3. cahota
  4. cahotâmes
  5. cahotâtes
  6. cahotèrent
futur simple
  1. cahoterai
  2. cahoteras
  3. cahotera
  4. cahoterons
  5. cahoterez
  6. cahoteront
subjonctif présent
  1. que je cahote
  2. que tu cahotes
  3. qu'il cahote
  4. que nous cahotions
  5. que vous cahotiez
  6. qu'ils cahotent
conditionnel présent
  1. cahoterais
  2. cahoterais
  3. cahoterait
  4. cahoterions
  5. cahoteriez
  6. cahoteraient
passé composé
  1. ai cahot
  2. as cahot
  3. a cahot
  4. avons cahot
  5. avez cahot
  6. ont cahot
divers
  1. cahote!
  2. cahotez!
  3. cahotons!
  5. cahot
  6. cahotant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor cahoter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stoten fait de bourrer de coups
zwenken conversions; rotation
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
heen en weer zwaaien agiter; balancer; bercer; brimbaler; cahoter; chanceler; fluctuer; osciller; se balancer; se déporter; secouer; sursauter; tituber; tourner; tressauter; vaciller; virer balancer; bercer; brimbaler; bringuebaler; dodeliner; osciller; se balancer
hobbelen cahoter; se dandiner
schuddend op en neer gaan cahoter; se dandiner
slingeren agiter; balancer; bercer; brimbaler; cahoter; chanceler; fluctuer; osciller; se balancer; se déporter; secouer; sursauter; tituber; tourner; tressauter; vaciller; virer balancer; bercer; brimbaler; bringuebaler; dodeliner; jeter; osciller; pendiller; se balancer; traîner
stoten cahoter; se dandiner donner un bourrade à; donner un coup de coude à
zwaaien agiter; balancer; bercer; brimbaler; cahoter; chanceler; fluctuer; osciller; se balancer; se déporter; secouer; sursauter; tituber; tourner; tressauter; vaciller; virer faire au revoir de la main; faire signe de la main; faire signe à; saluer; saluer de la main
zwenken agiter; balancer; bercer; brimbaler; cahoter; chanceler; fluctuer; osciller; se balancer; se déporter; secouer; sursauter; tituber; tourner; tressauter; vaciller; virer détourner; faire volte-face; obliquer; s'écarter; s'écarter brusquement; tourner; virer

Synoniemen voor "cahoter":








Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0331 seconde
Page rendered in 1.0 seconds