Overzicht


Frans

Uitgebreide vertaling voor devoir (Frans) in het Nederlands

devoir:

devoir werkwoord (dois, doit, devons, devez, )

  1. devoir (falloir; être obligé de; être dans l'obligation de)
    willen; moeten; believen
    • willen werkwoord (wil, wilt, wil/wilt, wilde, wilden, gewild)
    • moeten werkwoord (moet, moest, moesten, gemoeten)
    • believen werkwoord (belief, belieft, beliefde, beliefden, beliefd)
  2. devoir (être obligé de; falloir; être dans l'obligation de)
    moeten; dienen; verplicht zijn
    • moeten werkwoord (moet, moest, moesten, gemoeten)
    • dienen werkwoord (dien, dient, diende, dienden, gediend)
    • verplicht zijn werkwoord
  3. devoir

Conjugations for devoir:

Présent
  1. dois
  2. dois
  3. doit
  4. devons
  5. devez
  6. doivent
imparfait
  1. devais
  2. devais
  3. devait
  4. devions
  5. deviez
  6. devaient
passé simple
  1. dus
  2. dus
  3. dut
  4. dûmes
  5. dûtes
  6. durent
futur simple
  1. devrai
  2. devras
  3. devra
  4. devrons
  5. devrez
  6. devront
subjonctif présent
  1. que je doive
  2. que tu doives
  3. qu'il doive
  4. que nous devions
  5. que vous deviez
  6. qu'ils doivent
conditionnel présent
  1. devrais
  2. devrais
  3. devrait
  4. devrions
  5. devriez
  6. devraient
passé composé
  1. ai dû
  2. as dû
  3. a dû
  4. avons dû
  5. avez dû
  6. ont dû
divers
  1. dois!
  2. devez!
  3. devons!
  4. devant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

devoir [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le devoir
    het moeten
    • moeten [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. le devoir (obligation)
    de plicht
    • plicht [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. le devoir (épreuve; essai; dissertation; )
    het werkstuk; de verhandeling
  4. le devoir (travail d'écriture)
    het schrijfwerk
  5. le devoir (difficulté; problème; tâche; question)
    de moeilijkheid; de ingewikkeldheid; het probleem

Vertaal Matrix voor devoir:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
believen gré
ingewikkeldheid devoir; difficulté; problème; question; tâche caractère complexe; complexité
moeilijkheid devoir; difficulté; problème; question; tâche difficulté; désagrément; embarras; ennui; inconvénient; peine; pétrin
moeten devoir
plicht devoir; obligation
probleem devoir; difficulté; problème; question; tâche cas; casse-tête; complication; difficulté; dilemme; désagrément; embarras; ennui; inconvénient; mots croisés; mystère; peine; problème; puzzle; pétrin; question; tâche; tâche scolaire; énigme
schrijfwerk devoir; travail d'écriture
verhandeling article; besogne; composition; conférence; devoir; dissertation; essai; exposé; mémoire; ouvrage; problème; question; rédaction; travail; tâche; épreuve article; composition; conférence; essai; exposé
werkstuk article; besogne; composition; conférence; devoir; dissertation; essai; exposé; mémoire; ouvrage; problème; question; rédaction; travail; tâche; épreuve
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
believen devoir; falloir; être dans l'obligation de; être obligé de amuser; jouir de; plaire; sembler bon
dienen devoir; falloir; être dans l'obligation de; être obligé de servir
moeten devoir; falloir; être dans l'obligation de; être obligé de
verplicht zijn devoir; falloir; être dans l'obligation de; être obligé de
willen devoir; falloir; être dans l'obligation de; être obligé de aimer; désirer; vouloir
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
schuldig zijn devoir

Synoniemen voor "devoir":


Wiktionary: devoir

devoir
verb
  1. Avoir à payer une somme d’argent, à rendre ou à donner quelque chose que ce soit.
noun
  1. Ce à quoi on est obliger par la raison, par la morale, par la loi, par sa condition, par la bienséance, etc.
devoir
verb
  1. moeten
  2. gedwongen zijn
noun
  1. een te verrichten werk

Cross Translation:
FromToVia
devoir plicht duty — that which one is morally or legally obligated to do
devoir moeten have — must
devoir moeten have to — obligation
devoir moeten must — must
devoir schuldig zijn owe — to be under an obligation
devoir schuldig zijn owe — to be in debt
devoir moeten; zou moeten should — expressing obligation
devoir profielwerkstuk Hausarbeit — Schulaufgaben, die zu Hause gelöst werden sollen
devoir huiswerk HausaufgabeAufgabe, welche Lehrer Schülern aufgeben und in der Regel zu Hause gemacht werden sollen
devoir worden; zullen; gaan werden — sich (unwillkürlich) entwickeln zu (besonders Partizipien und substantivierter Infinitiv)

devoir à:

devoir à werkwoord

  1. devoir à (remercier)
    te danken hebben; danken
    • te danken hebben werkwoord (heb te danken, hebt te danken, had te danken, hadden te danken, te danken gehad)
    • danken werkwoord (dank, dankt, dankte, dankten, gedankt)
  2. devoir à (remercier)
    bedanken; danken; dank betuigen
    • bedanken werkwoord (bedank, bedankt, bedankte, bedankten, bedankt)
    • danken werkwoord (dank, dankt, dankte, dankten, gedankt)
    • dank betuigen werkwoord

Vertaal Matrix voor devoir à:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
danken gratitude; reconnaissance; remerciement
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedanken devoir à; remercier abandonner; annuler; dénier; refuser; rejeter; remercier; repousser; résilier; s'abstenir; s'abstenir de
dank betuigen devoir à; remercier
danken devoir à; remercier abandonner; annuler; dénier; refuser; rejeter; remercier; résilier
te danken hebben devoir à; remercier

Verwante vertalingen van devoir