Frans

Uitgebreide vertaling voor dissuader (Frans) in het Nederlands

dissuader:

dissuader werkwoord (dissuade, dissuades, dissuadons, dissuadez, )

  1. dissuader (persuader; convaincre; faire changer d'avis)
    overtuigen; overhalen; overreden; ompraten
    • overtuigen werkwoord (overtuig, overtuigt, overtuigde, overtuigden, overtuigd)
    • overhalen werkwoord (haal over, haalt over, haalde over, haalden over, over gehaald)
    • overreden werkwoord (overreed, overreedt, overreedde, overreedden, overreed)
    • ompraten werkwoord (praat om, praatte om, praatten om, omgepraat)
  2. dissuader (déconseiller)
    afraden; ontraden
    • afraden werkwoord (raad af, raadt af, raadde af, raadden af, afgeraden)
    • ontraden werkwoord (ontraad, ontraadt, ontried, ontrieden, ontraden)
  3. dissuader (contrecarrer; retenir; empêcher; arrêter; stopper)
    weerhouden; beletten; ervanaf houden; afhouden
    • weerhouden werkwoord (weerhoud, weerhoudt, weerhield, weerhielden, weerhouden)
    • beletten werkwoord (belet, belette, beletten, belet)
    • ervanaf houden werkwoord
    • afhouden werkwoord (houd af, houdt af, hield af, hielden af, afgehouden)
  4. dissuader (convaincre)

Conjugations for dissuader:

Présent
  1. dissuade
  2. dissuades
  3. dissuade
  4. dissuadons
  5. dissuadez
  6. dissuadent
imparfait
  1. dissuadais
  2. dissuadais
  3. dissuadait
  4. dissuadions
  5. dissuadiez
  6. dissuadaient
passé simple
  1. dissuadai
  2. dissuadas
  3. dissuada
  4. dissuadâmes
  5. dissuadâtes
  6. dissuadèrent
futur simple
  1. dissuaderai
  2. dissuaderas
  3. dissuadera
  4. dissuaderons
  5. dissuaderez
  6. dissuaderont
subjonctif présent
  1. que je dissuade
  2. que tu dissuades
  3. qu'il dissuade
  4. que nous dissuadions
  5. que vous dissuadiez
  6. qu'ils dissuadent
conditionnel présent
  1. dissuaderais
  2. dissuaderais
  3. dissuaderait
  4. dissuaderions
  5. dissuaderiez
  6. dissuaderaient
passé composé
  1. ai dissuadé
  2. as dissuadé
  3. a dissuadé
  4. avons dissuadé
  5. avez dissuadé
  6. ont dissuadé
divers
  1. dissuade!
  2. dissuadez!
  3. dissuadons!
  4. dissuadé
  5. dissuadant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor dissuader:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afhouden empêchement; interdiction; retenue
afraden dissuasion; fait de déconseiller
beletten empêchement; interdiction; retenue
ontraden dissuasion; fait de déconseiller
weerhouden empêchement; interdiction; retenue
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afhouden arrêter; contrecarrer; dissuader; empêcher; retenir; stopper chasser; contenir; décompter; déduire; enrayer; lutter conte; repousser; retenir; se protéger de; écarter
afraden dissuader; déconseiller
beletten arrêter; contrecarrer; dissuader; empêcher; retenir; stopper bloquer; déranger; embarrasser; empêcher; entraver; faire obstacle à; gêner; interdire
ervanaf houden arrêter; contrecarrer; dissuader; empêcher; retenir; stopper
ompraten convaincre; dissuader; faire changer d'avis; persuader
omverpraten convaincre; dissuader
ontraden dissuader; déconseiller
overhalen convaincre; dissuader; faire changer d'avis; persuader
overreden convaincre; dissuader; faire changer d'avis; persuader
overtuigen convaincre; dissuader; faire changer d'avis; persuader
weerhouden arrêter; contrecarrer; dissuader; empêcher; retenir; stopper

Synoniemen voor "dissuader":


Wiktionary: dissuader

dissuader
verb
  1. iemand zo ver proberen te krijgen ergens in mee te gaan

Cross Translation:
FromToVia
dissuader ontmoedigen deter — to persuade someone not to do something
dissuader ontraden; afraden om discourage — to persuade somebody not to do something
dissuader uit het hoofd praten; afraden; afbrengen dissuade — convince not to try or do