Frans

Uitgebreide vertaling voor entasse (Frans) in het Nederlands

entassé:

entassé bijvoeglijk naamwoord

  1. entassé
    gestapeld

Vertaal Matrix voor entassé:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gestapeld entassé empilé

Synoniemen voor "entassé":


entasser:

entasser werkwoord (entasse, entasses, entassons, entassez, )

  1. entasser (superposer; accumuler; empiler; amonceler; amasser)
    opstapelen; stapelen; opeenhopen; op elkaar stapelen; op elkaar zetten
  2. entasser (amasser; cumuler; accumuler; )
    accumuleren; opeenhopen; hopen
    • accumuleren werkwoord (accumuleer, accumuleert, accumuleerde, accumuleerden, geaccumuleerd)
    • opeenhopen werkwoord (hoop opeen, hoopt opeen, hoopte opeen, hoopten opeen, opeengehoopt)
    • hopen werkwoord (hoop, hoopt, hoopte, hoopten, gehoopt)
  3. entasser (mettre de côté; stocker; amasser; )
    hamsteren; potten; opzij leggen; oppotten
    • hamsteren werkwoord (hamster, hamstert, hamsterde, hamsterden, gehamsterd)
    • potten werkwoord (pot, potte, potten, gepot)
    • opzij leggen werkwoord (leg opzij, legt opzij, legde opzij, legden opzij, opzij gelegd)
    • oppotten werkwoord (pot op, potte op, potten op, opgepot)
  4. entasser (s'accumuler; cumuler; superposer; )
    accumuleren; zich ophopen; zich opstapelen

Conjugations for entasser:

Présent
  1. entasse
  2. entasses
  3. entasse
  4. entassons
  5. entassez
  6. entassent
imparfait
  1. entassais
  2. entassais
  3. entassait
  4. entassions
  5. entassiez
  6. entassaient
passé simple
  1. entassai
  2. entassas
  3. entassa
  4. entassâmes
  5. entassâtes
  6. entassèrent
futur simple
  1. entasserai
  2. entasseras
  3. entassera
  4. entasserons
  5. entasserez
  6. entasseront
subjonctif présent
  1. que j'entasse
  2. que tu entasses
  3. qu'il entasse
  4. que nous entassions
  5. que vous entassiez
  6. qu'ils entassent
conditionnel présent
  1. entasserais
  2. entasserais
  3. entasserait
  4. entasserions
  5. entasseriez
  6. entasseraient
passé composé
  1. ai entassé
  2. as entassé
  3. a entassé
  4. avons entassé
  5. avez entassé
  6. ont entassé
divers
  1. entasse!
  2. entassez!
  3. entassons!
  4. entassé
  5. entassant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor entasser:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hopen entassements; pile; tas
opeenhopen accumulation; cumul; entassement
opstapelen accumulation; cumul; entassement
opzij leggen mise à l'écart
potten mise en pot
stapelen accumulation; entassement
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accumuleren accumuler; amasser; amonceler; cumuler; empiler; entasser; s'accumuler; s'amasser; s'amonceler; superposer
hamsteren accaparer; amasser; entasser; faire des réserves; isoler; mettre de côté; mettre à l'écart; stocker; séparer
hopen accumuler; amasser; amonceler; cumuler; empiler; entasser; superposer aspirer; avoir envie de; convoiter; désirer; espérer; languir; souhaiter; soupirer; soupirer après
op elkaar stapelen accumuler; amasser; amonceler; empiler; entasser; superposer
op elkaar zetten accumuler; amasser; amonceler; empiler; entasser; superposer
opeenhopen accumuler; amasser; amonceler; cumuler; empiler; entasser; superposer amasser; collectionner; conserver; cueillir; faire des économies; ramasser; rassembler; recueillir; économiser; épargner
oppotten accaparer; amasser; entasser; faire des réserves; isoler; mettre de côté; mettre à l'écart; stocker; séparer amasser; collectionner; conserver; cueillir; faire des économies; ramasser; rassembler; recueillir; économiser; épargner
opstapelen accumuler; amasser; amonceler; empiler; entasser; superposer empiler; refouler
opzij leggen accaparer; amasser; entasser; faire des réserves; isoler; mettre de côté; mettre à l'écart; stocker; séparer garder; mettre de côté; ranger
potten accaparer; amasser; entasser; faire des réserves; isoler; mettre de côté; mettre à l'écart; stocker; séparer
stapelen accumuler; amasser; amonceler; empiler; entasser; superposer
zich ophopen cumuler; empiler; entasser; s'accumuler; s'amasser; s'amonceler; superposer
zich opstapelen cumuler; empiler; entasser; s'accumuler; s'amasser; s'amonceler; superposer

Synoniemen voor "entasser":


Wiktionary: entasser

entasser entasser
verb
  1. op elkaar stapelen