Frans

Uitgebreide vertaling voor félicité (Frans) in het Nederlands

félicité:

félicité bijvoeglijk naamwoord

  1. félicité (félicitations)
    gefeliciteerd

félicité [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la félicité (béatitude; chance; bonheur; )
    het geluk; het gelukkig-zijn; gelukkigheid; de fortuin
  2. la félicité (délices; bonheur; béatitude; )
    de gelukzaligheid; de heerlijkheid
  3. la félicité (bonheur; chance; béatitude; fortune)
    het geluk; geluk hebbend; de bof
    • geluk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • geluk hebbend [znw.] zelfstandig naamwoord
    • bof [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. la félicité (prospérité; bonne fortune; bonheur; succès; salut)
    het welzijn; de voorspoed; het heil
    • welzijn [het ~] zelfstandig naamwoord
    • voorspoed [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • heil [het ~] zelfstandig naamwoord
  5. la félicité (Rédemption; sauvetage; délivrance; )
    de verlossing; de zaligheid
  6. la félicité (bénédiction; grâce; voeu de bonheur; salut)
    de voorspoed; de zegening; de zegen; het heil; zegenen; gezegende toestand; de wijding
    • voorspoed [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • zegening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • zegen [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord, mv.
    • heil [het ~] zelfstandig naamwoord
    • zegenen [znw.] zelfstandig naamwoord
    • gezegende toestand [znw.] zelfstandig naamwoord
    • wijding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  7. la félicité (bénédiction; magnificence; salut)
    de voorspoed; de zegening; de zaligheid; gezegende toestand; het heil; de zegen; zegenen
  8. la félicité (prospérité; bonheur)
    de welvaart; welvarendheid

Vertaal Matrix voor félicité:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bof bonheur; béatitude; chance; fortune; félicité oreillons
fortuin aubaine; bonheur; béatitude; chance; fortune; félicité; veine capital; fortune
geluk aubaine; bonheur; béatitude; chance; fortune; félicité; veine
geluk hebbend bonheur; béatitude; chance; fortune; félicité
gelukkigheid aubaine; bonheur; béatitude; chance; fortune; félicité; veine
gelukzaligheid bonheur; béatitude; chance; délices; fortune; félicité; grandeur; magnificence; splendeur
gezegende toestand bénédiction; félicité; grâce; magnificence; salut; voeu de bonheur
heerlijkheid bonheur; béatitude; chance; délices; fortune; félicité; grandeur; magnificence; splendeur chose exquise; délicatesse; friandise
heil bonheur; bonne fortune; bénédiction; félicité; grâce; magnificence; prospérité; salut; succès; voeu de bonheur
het gelukkig-zijn aubaine; bonheur; béatitude; chance; fortune; félicité; veine
verlossing Rédemption; béatitude; délice; délices; délivrance; félicité; libération; mise en liberté; salut; sauvetage; secours accouchement; couches; délivrance; libération; naissance; parturition
voorspoed bonheur; bonne fortune; bénédiction; félicité; grâce; magnificence; prospérité; salut; succès; voeu de bonheur
welvaart bonheur; félicité; prospérité bien-être; bonne santé; prospérité
welvarendheid bonheur; félicité; prospérité
welzijn bonheur; bonne fortune; félicité; prospérité; salut; succès bien-être; santé
wijding bénédiction; félicité; grâce; salut; voeu de bonheur bénédiction; consécration; sanctification
zaligheid Rédemption; béatitude; bénédiction; délice; délices; délivrance; félicité; libération; magnificence; mise en liberté; salut; sauvetage; secours royaume des cieux
zegen bénédiction; félicité; grâce; magnificence; salut; voeu de bonheur
zegenen bénédiction; félicité; grâce; magnificence; salut; voeu de bonheur
zegening bénédiction; félicité; grâce; magnificence; salut; voeu de bonheur bénédiction; consécration; sanctification
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zegenen bénir; consacrer; donner la bénédiction; sanctifier
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gefeliciteerd félicitations; félicité

Synoniemen voor "félicité":


Wiktionary: félicité


Cross Translation:
FromToVia
félicité verrukking; gelukzaligheid bliss — perfect happiness

féliciter:

féliciter werkwoord (félicite, félicites, félicitons, félicitez, )

  1. féliciter (congratuler; souhaiter bonheur)
    feliciteren; gelukwensen
    • feliciteren werkwoord (feliciteer, feliciteert, feliciteerde, feliciteerden, gefeliciteerd)
    • gelukwensen werkwoord (wens geluk, wenst geluk, wenste geluk, wensten geluk, gelukgewenst)

Conjugations for féliciter:

Présent
  1. félicite
  2. félicites
  3. félicite
  4. félicitons
  5. félicitez
  6. félicitent
imparfait
  1. félicitais
  2. félicitais
  3. félicitait
  4. félicitions
  5. félicitiez
  6. félicitaient
passé simple
  1. félicitai
  2. félicitas
  3. félicita
  4. félicitâmes
  5. félicitâtes
  6. félicitèrent
futur simple
  1. féliciterai
  2. féliciteras
  3. félicitera
  4. féliciterons
  5. féliciterez
  6. féliciteront
subjonctif présent
  1. que je félicite
  2. que tu félicites
  3. qu'il félicite
  4. que nous félicitions
  5. que vous félicitiez
  6. qu'ils félicitent
conditionnel présent
  1. féliciterais
  2. féliciterais
  3. féliciterait
  4. féliciterions
  5. féliciteriez
  6. féliciteraient
passé composé
  1. ai félicité
  2. as félicité
  3. a félicité
  4. avons félicité
  5. avez félicité
  6. ont félicité
divers
  1. félicite!
  2. félicitez!
  3. félicitons!
  4. félicité
  5. félicitant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor féliciter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gelukwensen félicitations
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
feliciteren congratuler; féliciter; souhaiter bonheur
gelukwensen congratuler; féliciter; souhaiter bonheur

Synoniemen voor "féliciter":


Wiktionary: féliciter

féliciter
verb
  1. complimenter quelqu’un sur un succès, sur un événement agréable.
féliciter
verb
  1. iemand geluk toewensen
  2. iemand lof toezwaaien

Cross Translation:
FromToVia
féliciter feliciteren; gelukwensen congratulate — to express one’s sympathetic pleasure or joy to the person(s) it is felt for
féliciter loven; prijzen; eren praise — to give praise to

Verwante vertalingen van félicité