Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. faîte:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor faîte (Frans) in het Nederlands

faîte:

faîte [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le faîte (sommet; haut; cime)
    hoogste punt; de kruin; de top
    • hoogste punt [znw.] zelfstandig naamwoord
    • kruin [de ~] zelfstandig naamwoord
    • top [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. le faîte (apogée; moment suprême; point culminant; )
    het hoogtepunt; het zenit; het toppunt; de piek; de top
    • hoogtepunt [het ~] zelfstandig naamwoord
    • zenit [het ~] zelfstandig naamwoord
    • toppunt [het ~] zelfstandig naamwoord
    • piek [de ~] zelfstandig naamwoord
    • top [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

faîte [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la faîte (partie supérieure; sommet; arète; cime; tuile)
    de nok; dakvorst; de top
    • nok [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • dakvorst [znw.] zelfstandig naamwoord
    • top [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor faîte:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dakvorst arète; cime; faîte; partie supérieure; sommet; tuile
hoogste punt cime; faîte; haut; sommet heure d'affluence; heure de pointe; pointe
hoogtepunt apogée; comble; faîte; moment suprême; point culminant; sommet; summum; zénith apogée; comble; moment suprême; point culminant; sommet; summum; zénith
kruin cime; faîte; haut; sommet
nok arète; cime; faîte; partie supérieure; sommet; tuile
piek apogée; comble; faîte; moment suprême; point culminant; sommet; summum; zénith cime; comble; décoration de Noël; florin; heure d'affluence; heure de pointe; pic; point culminant; pointe; sommet; summum
top apogée; arète; cime; comble; faîte; haut; moment suprême; partie supérieure; point culminant; sommet; summum; tuile; zénith cime; comble; heure d'affluence; heure de pointe; partie supérieure; pic; point culminant; pointe; sommet; summum
toppunt apogée; comble; faîte; moment suprême; point culminant; sommet; summum; zénith comble; sommet; summum
zenit apogée; comble; faîte; moment suprême; point culminant; sommet; summum; zénith zénith
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
top au poil; de premier choix; de premier ordre; de premier rang; de première classe; en haut; excellent; impeccable; supérieur

Synoniemen voor "faîte":


Wiktionary: faîte

faîte
noun
  1. Le comble, la partie la plus élever d’un bâtiment, d’un édifice.

Cross Translation:
FromToVia
faîte nok ridge — highest point on a roof

Verwante vertalingen van faîte