Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. inciser:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor inciser (Frans) in het Nederlands

inciser:

inciser werkwoord (incise, incises, incisons, incisez, )

  1. inciser (graver)
    groeven; insnijden; inkerven
    • groeven werkwoord (groef, groeft, groefde, groefden, gegroefd)
    • insnijden werkwoord (snij in, snijdt in, sneed in, sneden in, ingesneden)
    • inkerven werkwoord (kerf in, kerft in, kerfde in, kerfden in, ingekerfd)
  2. inciser (encocher; entailler; scarifier; )
    kerven; een inkeping maken; kepen; inkerven; inkepen
    • kerven werkwoord (kerf, kerft, kerfde, kerfden, gekerfd)
    • een inkeping maken werkwoord
    • kepen werkwoord (keep, keept, keepte, keepten, gekeept)
    • inkerven werkwoord (kerf in, kerft in, kerfde in, kerfden in, ingekerfd)
    • inkepen werkwoord (keep in, keept in, keepte in, keepten in, ingekeept)
  3. inciser (encocher; tailler; graver; entailler)
    creneleren; insnijden
    • creneleren werkwoord (creneleer, creneleert, creneleerde, creneleerden, gecreneleerd)
    • insnijden werkwoord (snij in, snijdt in, sneed in, sneden in, ingesneden)

Conjugations for inciser:

Présent
  1. incise
  2. incises
  3. incise
  4. incisons
  5. incisez
  6. incisent
imparfait
  1. incisais
  2. incisais
  3. incisait
  4. incisions
  5. incisiez
  6. incisaient
passé simple
  1. incisai
  2. incisas
  3. incisa
  4. incisâmes
  5. incisâtes
  6. incisèrent
futur simple
  1. inciserai
  2. inciseras
  3. incisera
  4. inciserons
  5. inciserez
  6. inciseront
subjonctif présent
  1. que j'incise
  2. que tu incises
  3. qu'il incise
  4. que nous incisions
  5. que vous incisiez
  6. qu'ils incisent
conditionnel présent
  1. inciserais
  2. inciserais
  3. inciserait
  4. inciserions
  5. inciseriez
  6. inciseraient
passé composé
  1. ai incisé
  2. as incisé
  3. a incisé
  4. avons incisé
  5. avez incisé
  6. ont incisé
divers
  1. incise!
  2. incisez!
  3. incisons!
  4. incisé
  5. incisant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor inciser:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
groeven cannelures; encoches
kepen arrachement; déchirure; fente; incisions; morceaux; tranches
kerven entailles; rainures
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
creneleren encocher; entailler; graver; inciser; tailler
een inkeping maken encocher; entailler; faire une encoche; graver; inciser; rainer; rainurer; scarifier; tailler
groeven graver; inciser
inkepen encocher; entailler; faire une encoche; graver; inciser; rainer; rainurer; scarifier; tailler
inkerven encocher; entailler; faire une encoche; graver; inciser; rainer; rainurer; scarifier; tailler
insnijden encocher; entailler; graver; inciser; tailler
kepen encocher; entailler; faire une encoche; graver; inciser; rainer; rainurer; scarifier; tailler
kerven encocher; entailler; faire une encoche; graver; inciser; rainer; rainurer; scarifier; tailler couper; créneler; entailler; faire des entailles; graver sur bois

Synoniemen voor "inciser":


Wiktionary: inciser


Cross Translation:
FromToVia
inciser snijden cut — to perform an incision

Computer vertaling door derden: