Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. installateur:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. installateur:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor installateur (Frans) in het Nederlands

installateur:

installateur [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'installateur (plombier; plombier-zingueur)
    de loodgieter
  2. l'installateur (plombier)
    de installateur; de fitter; waterfitter

Vertaal Matrix voor installateur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fitter installateur; plombier plombier-zingueur; spécialiste du gaz
installateur installateur; plombier plombier-zingueur; spécialiste du gaz
loodgieter installateur; plombier; plombier-zingueur
waterfitter installateur; plombier

Wiktionary: installateur

installateur
noun
  1. Personne qui s’occupe d’installation.



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor installateur (Nederlands) in het Frans

installateur:

installateur [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de installateur (waterfitter; fitter)
    l'installateur; le plombier
  2. de installateur (gasfitter; fitter)
    le plombier-zingueur; le spécialiste du gaz

Vertaal Matrix voor installateur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
installateur fitter; installateur; waterfitter loodgieter
plombier fitter; installateur; waterfitter loodgieter
plombier-zingueur fitter; gasfitter; installateur loodgieter
spécialiste du gaz fitter; gasfitter; installateur

Verwante woorden van "installateur":

  • installateurs

Wiktionary: installateur

installateur
noun
  1. Personne qui s’occupe d’installation.