Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. oblique:
  2. obliquer:
  3. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor oblique (Frans) in het Nederlands

oblique:

oblique bijvoeglijk naamwoord

  1. oblique (penché; incliné; de biais; en biais)
    scheef; schuin; dwars
    • scheef bijvoeglijk naamwoord
    • schuin bijvoeglijk naamwoord
    • dwars bijvoeglijk naamwoord
  2. oblique (transversal; en travers; de travers)
    kruiselings; dwars; overdwars
  3. oblique
    scheefhoekig

Vertaal Matrix voor oblique:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dwars de biais; de travers; en biais; en travers; incliné; oblique; penché; transversal insoumis; insubordonné; rebelle; récalcitrant
kruiselings de travers; en travers; oblique; transversal
scheef de biais; en biais; incliné; oblique; penché inclinaison
scheefhoekig oblique
schuin de biais; en biais; incliné; oblique; penché crasseux; dégoûtant; grossier; immoral; immoralement; indécemment; indécent; malpropre; obscène; sale; salement
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overdwars de travers; en travers; oblique; transversal

Synoniemen voor "oblique":


Wiktionary: oblique


Cross Translation:
FromToVia
oblique schuin schief — weder parallel zur Lotlinie, noch zur Waagerechten; zu einer relevanten Linie oder Ebene weder parallel noch senkrecht
oblique dwars; schuin schräg — von einer geraden (horizontalen oder vertikalen) Linie abweichend
oblique scheef skew — neither perpendicular nor parallel

oblique vorm van obliquer:

obliquer werkwoord (oblique, obliques, obliquons, obliquez, )

  1. obliquer (faire volte-face; s'écarter brusquement)
    afzwenken; zwenken
    • afzwenken werkwoord (zwenk af, zwenkt af, zwenkte af, zwenkten af, afgezwenkt)
    • zwenken werkwoord (zwenk, zwenkt, zwenkte, zwenkten, gezwenkt)

Conjugations for obliquer:

Présent
  1. oblique
  2. obliques
  3. oblique
  4. obliquons
  5. obliquez
  6. obliquent
imparfait
  1. obliquais
  2. obliquais
  3. obliquait
  4. obliquions
  5. obliquiez
  6. obliquaient
passé simple
  1. obliquai
  2. obliquas
  3. obliqua
  4. obliquâmes
  5. obliquâtes
  6. obliquèrent
futur simple
  1. obliquerai
  2. obliqueras
  3. obliquera
  4. obliquerons
  5. obliquerez
  6. obliqueront
subjonctif présent
  1. que j'oblique
  2. que tu obliques
  3. qu'il oblique
  4. que nous obliquions
  5. que vous obliquiez
  6. qu'ils obliquent
conditionnel présent
  1. obliquerais
  2. obliquerais
  3. obliquerait
  4. obliquerions
  5. obliqueriez
  6. obliqueraient
passé composé
  1. ai obliqué
  2. as obliqué
  3. a obliqué
  4. avons obliqué
  5. avez obliqué
  6. ont obliqué
divers
  1. oblique!
  2. obliquez!
  3. obliquons!
  4. obliqué
  5. obliquant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor obliquer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afzwenken détournement
zwenken conversions; rotation
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afzwenken faire volte-face; obliquer; s'écarter brusquement
zwenken faire volte-face; obliquer; s'écarter brusquement agiter; balancer; bercer; brimbaler; cahoter; chanceler; détourner; fluctuer; osciller; s'écarter; se balancer; se déporter; secouer; sursauter; tituber; tourner; tressauter; vaciller; virer

Synoniemen voor "obliquer":


Computer vertaling door derden: