Frans

Uitgebreide vertaling voor office (Frans) in het Nederlands

office:

office [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'office (table de bureau; bureau; table de travail; )
    het bureau; bureaumeubel
  2. l'office (emploi; boulot; lieu de travail; )
    de baan; het werk; de werkplek; de werkkring
    • baan [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • werk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • werkplek [de ~] zelfstandig naamwoord
    • werkkring [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. l'office (service divin; culte)
    de kerkdienst
  4. l'office (arrière-cuisine)
    de pantry; de bijkeuken; de spoelkeuken
  5. l'office (poste; fonction; position)
    de functie; de betrekking; het ambt
    • functie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • betrekking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • ambt [het ~] zelfstandig naamwoord
  6. l'office (service salarié; emploi; fonction; )
    de positie; de functie; de baan; de dienstbetrekking; de job
    • positie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • functie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • baan [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • dienstbetrekking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • job [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor office:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ambt fonction; office; position; poste emploi; fonction; profession
baan boulot; emploi; fonction; job; lieu de travail; occupation; office; position; poste; service salarié; situation; travail; voie bande de voie; chaussée; circuit; itinéraire; ligne de chemin de fer; manche; parcours; patinoire; piste; portion de route; ronde; route; route pavée; rue; tour; tournée; trajet; voie
betrekking fonction; office; position; poste
bijkeuken arrière-cuisine; office
bureau bureau; instance; institut; office; organe; organisation; organisme; structure; table de bureau; table de travail bureau
bureaumeubel bureau; instance; institut; office; organe; organisation; organisme; structure; table de bureau; table de travail
dienstbetrekking emploi; fonction; office; position; poste; service salarié; situation; voie
functie emploi; fonction; office; position; poste; service salarié; situation; voie composant; fonction; fonction principale; fonctionnalité; rôle
job emploi; fonction; office; position; poste; service salarié; situation; voie besogne; boulot; corvée; emploi; labeur; mission; travail; tâche
kerkdienst culte; office; service divin
pantry arrière-cuisine; office
positie emploi; fonction; office; position; poste; service salarié; situation; voie attitude; attitude physique; avis; condition; emplacement; opinion; opinions; optique; point de vue; position; prise de position; situation; tenue physique; état
spoelkeuken arrière-cuisine; office
werk boulot; emploi; fonction; job; lieu de travail; occupation; office; position; poste; travail activité; boulot; chef-d'oeuvre; création; emploi; fonction; job; labeur; métier; objet d'art; occupation; oeuvre; oeuvre d'art; oeuvres complètes; ouvrage; produit; profession; travail; travail salarié
werkkring boulot; emploi; fonction; job; lieu de travail; occupation; office; position; poste; travail
werkplek boulot; emploi; fonction; job; lieu de travail; occupation; office; position; poste; travail bureau; espace de travail; lieu de travail

Synoniemen voor "office":


Wiktionary: office

office
noun
  1. Fonction, emploi
  2. Administration, organisme officiel
  3. Annexe de la cuisine
  4. Service de l'église
office
noun
  1. een bezigheid waaruit men inkomsten haalt

Cross Translation:
FromToVia
office dienst office — ceremonial service

Verwante vertalingen van office