Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. ragot:
  2. ragoût:
  3. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor ragot (Frans) in het Nederlands

ragot:

ragot [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le ragot (racontars; bavardage; bavardages; )
    de klap; de roddels; de roddelpraat; de roddel; de praatjes; de achterklap; het geroddel; het geklets; geklep; de klets; het geklap
    • klap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • roddels [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • roddelpraat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • roddel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • praatjes [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • achterklap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • geroddel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • geklets [het ~] zelfstandig naamwoord
    • geklep [znw.] zelfstandig naamwoord
    • klets [de ~] zelfstandig naamwoord
    • geklap [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor ragot:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achterklap babillage; bavardage; bavardages; calomnie; causeries; causettes; clabaudage; commérage; commérages; papotage; racontars; radotages; ragot; ragots bavardage; blasphème; calomnie; cancan; cancans; clabaudage; commérage; commérages; diffamation; discours diffamatoire; infamie; médisance; papotage; racontars; ragots; rumeur; son; voix
geklap babillage; bavardage; bavardages; calomnie; causeries; causettes; clabaudage; commérage; commérages; papotage; racontars; radotages; ragot; ragots
geklep babillage; bavardage; bavardages; calomnie; causeries; causettes; clabaudage; commérage; commérages; papotage; racontars; radotages; ragot; ragots
geklets babillage; bavardage; bavardages; calomnie; causeries; causettes; clabaudage; commérage; commérages; papotage; racontars; radotages; ragot; ragots babillage; baliverne; balivernes; bavardage; bavardages; causerie; commérages; conneries; jacassement; papotage; radotage; radotages; sottises
geroddel babillage; bavardage; bavardages; calomnie; causeries; causettes; clabaudage; commérage; commérages; papotage; racontars; radotages; ragot; ragots bavardage; blasphème; calomnie; cancan; cancans; clabaudage; commérage; commérages; diffamation; discours diffamatoire; médisance; papotage; racontar; racontars; ragots; rumeur; son; voix
klap babillage; bavardage; bavardages; calomnie; causeries; causettes; clabaudage; commérage; commérages; papotage; racontars; radotages; ragot; ragots baffe; bavardage; beigne; boum; cancan; chataîgne; choc; clabaudage; claque; commérage; coup; coup dur; coup violent; fracas; gifle; gnon; grondement; heurt; lourde chute; marron; pain; papotage; petit coup; racontars; ragots; tape; torgnole; éclat
klets babillage; bavardage; bavardages; calomnie; causeries; causettes; clabaudage; commérage; commérages; papotage; racontars; radotages; ragot; ragots baliverne; balivernes; bobards; bêtises; ineptie; non-sens; potins; sottises
praatjes babillage; bavardage; bavardages; calomnie; causeries; causettes; clabaudage; commérage; commérages; papotage; racontars; radotages; ragot; ragots blagueur; causettes; hâbleur
roddel babillage; bavardage; bavardages; calomnie; causeries; causettes; clabaudage; commérage; commérages; papotage; racontars; radotages; ragot; ragots bavardage; blasphème; calomnie; cancan; cancans; clabaudage; commérage; commérages; diffamation; discours diffamatoire; médisance; papotage; racontars; ragots; rumeur; son; voix
roddelpraat babillage; bavardage; bavardages; calomnie; causeries; causettes; clabaudage; commérage; commérages; papotage; racontars; radotages; ragot; ragots bavardage; blasphème; calomnie; cancan; cancans; clabaudage; commérage; commérages; diffamation; discours diffamatoire; médisance; papotage; racontars; ragots; rumeur; son; voix
roddels babillage; bavardage; bavardages; calomnie; causeries; causettes; clabaudage; commérage; commérages; papotage; racontars; radotages; ragot; ragots

Synoniemen voor "ragot":


Wiktionary: ragot

ragot
noun
  1. kwaadsprekerij, achterklap

Cross Translation:
FromToVia
ragot roddel; kletspraatje gossip — idle talk

ragoût:

ragoût [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le ragoût (potée; tambouille; fricot)
    de ragout
    • ragout [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. le ragoût
    de jachtschotel

Vertaal Matrix voor ragoût:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
jachtschotel ragoût
ragout fricot; potée; ragoût; tambouille

Synoniemen voor "ragoût":