Frans

Uitgebreide vertaling voor recouvrir (Frans) in het Nederlands

recouvrir:

recouvrir werkwoord (recouvre, recouvres, recouvrons, recouvrez, )

  1. recouvrir (couvrir; tapisser; remplir; )
    bedekken; bekleden; overtrekken
    • bedekken werkwoord (bedek, bedekt, bedekte, bedekten, bedekt)
    • bekleden werkwoord (bekleed, bekleedt, bekleedde, bekleedden, bekleed)
    • overtrekken werkwoord (overtrek, overtrekt, overtrok, overtrokken, overtrokken)
  2. recouvrir (emballer; empaqueter; faire ses malles; )
    emballeren; inpakken; verpakken; inwikkelen
    • emballeren werkwoord (emballeer, emballeert, emballeerde, emballeerden, geëmbaleerd)
    • inpakken werkwoord (pak in, pakt in, pakte in, pakten in, ingepakt)
    • verpakken werkwoord (verpak, verpakt, verpakte, verpakten, verpakt)
    • inwikkelen werkwoord (wikkel in, wikkelt in, wikkelde in, wikkelden in, ingewikkeld)
  3. recouvrir (couvrir)
    dekken; overwelven; overkappen
    • dekken werkwoord (dek, dekt, dekte, dekten, gedekt)
    • overwelven werkwoord (overwelf, overwelft, overwelfde, overwelfden, overwelfd)
    • overkappen werkwoord (overkap, overkapt, overkapte, overkapten, overkapt)
  4. recouvrir (tapisser; revêtir; couvrir; garnir; décorer)
    bekleden; van bekleding voorzien; overtrekken; stofferen
    • bekleden werkwoord (bekleed, bekleedt, bekleedde, bekleedden, bekleed)
    • overtrekken werkwoord (overtrek, overtrekt, overtrok, overtrokken, overtrokken)
    • stofferen werkwoord (stoffeer, stoffeert, stoffeerde, stoffeerden, gestoffeeerd)
  5. recouvrir
    overdekken
    • overdekken werkwoord (overdek, overdekt, overdekte, overdekten, overdekt)

Conjugations for recouvrir:

Présent
  1. recouvre
  2. recouvres
  3. recouvre
  4. recouvrons
  5. recouvrez
  6. recouvrent
imparfait
  1. recouvrais
  2. recouvrais
  3. recouvrait
  4. recouvrions
  5. recouvriez
  6. recouvraient
passé simple
  1. recouvris
  2. recouvris
  3. recouvrit
  4. recouvrîmes
  5. recouvrîtes
  6. recouvrirent
futur simple
  1. recouvrirai
  2. recouvriras
  3. recouvrira
  4. recouvrirons
  5. recouvrirez
  6. recouvriront
subjonctif présent
  1. que je recouvre
  2. que tu recouvres
  3. qu'il recouvre
  4. que nous recouvrions
  5. que vous recouvriez
  6. qu'ils recouvrent
conditionnel présent
  1. recouvrirais
  2. recouvrirais
  3. recouvrirait
  4. recouvririons
  5. recouvririez
  6. recouvriraient
passé composé
  1. ai recouvert
  2. as recouvert
  3. a recouvert
  4. avons recouvert
  5. avez recouvert
  6. ont recouvert
divers
  1. recouvre!
  2. recouvrez!
  3. recouvrons!
  4. recouvert
  5. recouvrant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor recouvrir:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedekken ferrure
dekken couverture; toiture; tuiles
overtrekken fait de calquer
verpakken emballage
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedekken couvrir; décalquer; exercer; occuper; recouvrir; remplir; revêtir; se couvrir; tapisser cacher; camoufler; couvrir; couvrir de; dissimuler; déguiser; envelopper; envelopper de; masquer; se draper dans; se revêtir de; voiler
bekleden couvrir; décalquer; décorer; exercer; garnir; occuper; recouvrir; remplir; revêtir; se couvrir; tapisser
dekken couvrir; recouvrir
emballeren cartonner; couvrir; emballer; empaqueter; envelopper; faire ses malles; faire un paquet de; recouvrir emballer; envelopper; mettre dans sa valise
inpakken cartonner; couvrir; emballer; empaqueter; envelopper; faire ses malles; faire un paquet de; recouvrir accaparer; compresser; emballer; envelopper; mettre dans sa valise
inwikkelen cartonner; couvrir; emballer; empaqueter; envelopper; faire ses malles; faire un paquet de; recouvrir
overdekken recouvrir
overkappen couvrir; recouvrir
overtrekken couvrir; décalquer; décorer; exercer; garnir; occuper; recouvrir; remplir; revêtir; se couvrir; tapisser calquer; copier; repasser; retracer; tracer
overwelven couvrir; recouvrir
stofferen couvrir; décorer; garnir; recouvrir; revêtir; tapisser
van bekleding voorzien couvrir; décorer; garnir; recouvrir; revêtir; tapisser
verpakken cartonner; couvrir; emballer; empaqueter; envelopper; faire ses malles; faire un paquet de; recouvrir inclure dans un wrapper

Synoniemen voor "recouvrir":


Wiktionary: recouvrir

recouvrir
verb
  1. Couvrir de nouveau. (Sens général)

Cross Translation:
FromToVia
recouvrir kleden clad — to clothe

Verwante vertalingen van recouvrir