Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. rené:
  2. rêne:
  3. renaître:
  4. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor rené (Frans) in het Nederlands

rené:

rené bijvoeglijk naamwoord

  1. rené
    herboren

Vertaal Matrix voor rené:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
herboren rené

Wiktionary: rené


Cross Translation:
FromToVia
rené wedergeboren born-again — renewed commitment to Jesus Christ

rêne:

rêne [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la rêne (bride)
    de teugel; de toom; het leidsel
    • teugel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • toom [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • leidsel [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. la rêne (collier; laisse; lisière; )
    de leiband; de halsband
    • leiband [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • halsband [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor rêne:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
halsband bride; collier; guide; guides; laisse; lisière; rêne
leiband bride; collier; guide; guides; laisse; lisière; rêne
leidsel bride; rêne
teugel bride; rêne ceinture; laisse; lisière
toom bride; rêne collier; harnais; outils

Synoniemen voor "rêne":


Wiktionary: rêne


Cross Translation:
FromToVia
rêne teugel Zügel — Riemen oder Seil, mit dem man Reittiere lenkt
rêne teugel rein — strap or rope

renaître:

renaître werkwoord (renais, renaît, renaissons, renaissez, )

  1. renaître (se relever; revivre; ressusciter)
    herrijzen; herleven; weer oprijzen
    • herrijzen werkwoord (herrijs, herrijst, herrees, herrezen, herrezen)
    • herleven werkwoord (herleef, herleeft, herleefde, herleefden, herleefd)
    • weer oprijzen werkwoord

Conjugations for renaître:

Présent
  1. renais
  2. renais
  3. renaît
  4. renaissons
  5. renaissez
  6. renaissent
imparfait
  1. renaissais
  2. renaissais
  3. renaissait
  4. renaissions
  5. renaissiez
  6. renaissaient
passé simple
  1. renaquis
  2. renaquis
  3. renaquit
  4. renaquîmes
  5. renaquîtes
  6. renaquirent
futur simple
  1. renaîtrai
  2. renaîtras
  3. renaîtra
  4. renaîtrons
  5. renaîtrez
  6. renaîtront
subjonctif présent
  1. que je renaisse
  2. que tu renaisses
  3. qu'il renaisse
  4. que nous renaissions
  5. que vous renaissiez
  6. qu'ils renaissent
conditionnel présent
  1. renaîtrais
  2. renaîtrais
  3. renaîtrait
  4. renaîtrions
  5. renaîtriez
  6. renaîtraient
passé composé
  1. ai rené
  2. as rené
  3. a rené
  4. avons rené
  5. avez rené
  6. ont rené
divers
  1. renais!
  2. renaissez!
  3. renaissons!
  4. rené
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor renaître:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
herleven renaître; ressusciter; revivre; se relever reprendre ses forces; se réanimer
herrijzen renaître; ressusciter; revivre; se relever
weer oprijzen renaître; ressusciter; revivre; se relever

Synoniemen voor "renaître":


Wiktionary: renaître

renaître renaître
verb
  1. opnieuw tot leven komen, opnieuw opbloeien