Reste: vertaling Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

reste:
- overblijfsel; rest; restant; het overgeblevene; laatste rest; overschot; saldo
rester:
- overblijven; alleen blijven; achterblijven; blijven
Wiktionary:
- reste → overblijfsel, rest, overige, resterende
- reste → resten, coupon, rest
- rester → blijven, overblijven, resten, resteren, toeven, verblijven
- rester → blijven, achterblijven, resteren, verblijven, volhouden

Frans

Uitgebreide vertaling voor reste (Frans) in het Nederlands

reste:

reste [le ~] zelfstandig naamwoord

le reste (restant; résidu)
het overblijfsel; de rest; de restant; het overgeblevene; laatste rest; het overschot
- overblijfsel [het ~] zelfstandig naamwoord
- rest [de ~] zelfstandig naamwoord
- restant [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- het overgeblevene [znw.] zelfstandig naamwoord
- laatste rest [znw.] zelfstandig naamwoord
- overschot [het ~] zelfstandig naamwoord
le reste (solde; restant; surplus)
het saldo
- saldo [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor reste:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
het overgeblevene	restant; reste; résidu
laatste rest	restant; reste; résidu
overblijfsel	restant; reste; résidu
overschot	restant; reste; résidu	bonus; prime; supplément; surplus
rest	restant; reste; résidu	bonus; prime; supplément; surplus
restant	restant; reste; résidu
saldo	restant; reste; solde; surplus	solde; solde de compte

Synoniemen voor "reste":

complément; appoint; solde; rallonge; addenda; annexe; post-scriptum; codicille; appendice; adjonction; prime; détritus; déchet; résidu; rebut; débris; ordure; immondice; excédent; excès; surcroît; surplus; supplément; surcharge; poussière; cendre; poussier; escarbille; balayure; relief; saillie; lustre; colline; reliquat; séquelle; restant; survivance; conservation; continuation; survie; tradition; souvenir; rémanence; persistance; réveil; permanence; suite; toutim

Wiktionary: reste

reste

noun

Ce qui demeurer d’un tout, d’une plus grande quantité ; ce qui subsister d’une chose passée, tant au sens physique qu’au sens moral.
- reste → overblijfsel; rest; overige; resterende

Cross Translation:

From	To	Via
• reste	→ resten	↔ remnant — small portion remaining of a larger thing or group
• reste	→ coupon	↔ remnant — unsold end of piece goods
• reste	→ rest	↔ rest — remainder

rester:

rester werkwoord (reste, restes, restons, restez, restent, restais, restait, restions, restiez, restaient, restai, restas, resta, restâmes, restâtes, restèrent, resterai, resteras, restera, resterons, resterez, resteront)

rester (rester seul; faire la journée continue; survivre)
overblijven; alleen blijven
- overblijven werkwoord (blijf over, blijft over, bleef over, bleven over, overgebleven)
- alleen blijven werkwoord
rester (demeurer en arrière)
achterblijven
- achterblijven werkwoord (blijf achter, blijft achter, bleef achter, bleven achter, achtergebleven)
rester
blijven
- blijven werkwoord (blijf, blijft, bleef, bleven, gebleven)

Conjugations for rester:

Présent

reste
restes
reste
restons
restez
restent

imparfait

restais
restais
restait
restions
restiez
restaient

passé simple

restai
restas
resta
restâmes
restâtes
restèrent

futur simple

resterai
resteras
restera
resterons
resterez
resteront

subjonctif présent

que je reste
que tu restes
qu'il reste
que nous restions
que vous restiez
qu'ils restent

conditionnel présent

resterais
resterais
resterait
resterions
resteriez
resteraient

passé composé

suis resté
es resté
est resté
sommes restés
êtes restés
sont restés

divers

reste!
restez!
restons!
resté
restant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor rester:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
achterblijven	demeurer en arrière; rester
alleen blijven	faire la journée continue; rester; rester seul; survivre
blijven	rester	ne pas changer; rester tel quel; s'arrêter; séjourner
overblijven	faire la journée continue; rester; rester seul; survivre

Synoniemen voor "rester":

demeurer; subsister; durer; surnager; persister; survivre; vivoter; tenir

Wiktionary: rester

rester

verb

continuer d’être à un endroit ou dans un état.
- rester → blijven; overblijven; resten; resteren; toeven; verblijven

rester

verb

niet veranderen
- blijven → rester; tel; quel
overhouden
- overblijven → rester
~ van: ergens van overblijven
- resteren → rester

Cross Translation:

From	To	Via
• rester	→ blijven; achterblijven	↔ remain — to stay behind while others withdraw
• rester	→ blijven; resteren	↔ remain — to continue unchanged
• rester	→ blijven; verblijven	↔ stay — To remain in a particular place
• rester	→ blijven; verblijven	↔ stay — To continue to have a particular quality
• rester	→ volhouden	↔ stick — to persist

Verwante vertalingen van reste

Remove Ads

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: reste

Uitgebreide vertaling voor reste (Frans) in het Nederlands

reste:

reste [le ~] zelfstandig naamwoord

le reste (restant; résidu)

le reste (solde; restant; surplus)

Vertaal Matrix voor reste:

Synoniemen voor "reste":

Wiktionary: reste

rester:

rester werkwoord (reste, restes, restons, restez, restent, restais, restait, restions, restiez, restaient, restai, restas, resta, restâmes, restâtes, restèrent, resterai, resteras, restera, resterons, resterez, resteront)

rester (rester seul; faire la journée continue; survivre)

rester (demeurer en arrière)

rester

Conjugations for rester:

Présent

imparfait

passé simple

futur simple

subjonctif présent

conditionnel présent

passé composé

divers

Vertaal Matrix voor rester:

Synoniemen voor "rester":

Wiktionary: rester

Verwante vertalingen van reste