Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. stress:
  2. stressé:
  3. Wiktionary:
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. stress:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor stress (Frans) in het Nederlands

stress:

stress [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le stress (précipitation)
    de stress
    • stress [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. le stress (précipitation)
    de gejaagdheid

Vertaal Matrix voor stress:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gejaagdheid précipitation; stress
stress précipitation; stress

Synoniemen voor "stress":


Wiktionary: stress

stress
noun
  1. agression psychique par un agent extérieur.

stressé:

stressé bijvoeglijk naamwoord

  1. stressé (tendu; énervé; contracté)
    gespannen; gestressd; opgejaagd
  2. stressé (surmené)
    gestresst; overspannen; aan stress lijdend

Vertaal Matrix voor stressé:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overspannen couvrir; enjamber; entourer de; gainer; mouler; serrer
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gespannen contracté; stressé; tendu; énervé
overspannen stressé; surmené surmené
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aan stress lijdend stressé; surmené
gestressd contracté; stressé; tendu; énervé
gestresst stressé; surmené
opgejaagd contracté; stressé; tendu; énervé

Wiktionary: stressé


Cross Translation:
FromToVia
stressé gespannen; angstig taut — showing stress or anxiety



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor stress (Nederlands) in het Frans

stress:

stress [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de stress
    le stress; la précipitation

Vertaal Matrix voor stress:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
précipitation stress bespoediging; gang; gauwigheid; gedraaf; gehaast; gehaastheid; gehol; gejaag; gejaagdheid; gejacht; gejakker; gezwindheid; haast; haastigheid; hels tempo; ijl; in razende vaart; noodgang; overhaasting; overijling; rapheid; rapiditeit; schielijkheid; snelheid; spoed; tempo; urgentie; vaart; verhaasting; vlotheid; vlugheid; voorbarigheid
stress stress gejaagdheid

Wiktionary: stress

stress
noun
  1. agression psychique par un agent extérieur.
  2. action de surmener ou de se surmener.

Verwante vertalingen van stress