Frans

Uitgebreide vertaling voor traiter (Frans) in het Nederlands

traiter:

traiter werkwoord (traite, traites, traitons, traitez, )

  1. traiter (soigner)
    behandelen; verzorgen
    • behandelen werkwoord (behandel, behandelt, behandelde, behandelden, behandeld)
    • verzorgen werkwoord (verzorg, verzorgt, verzorgde, verzorgden, verzorgd)
  2. traiter (agir envers; se conduire)
    bejegenen
    • bejegenen werkwoord (bejegen, bejegent, bejegende, bejegenden, bejegend)
  3. traiter (façonner; soigner; manipuler; manier)
    behandelen; onder behandeling nemen
  4. traiter (négocier; vendre)
    verkopen; verhandelen
    • verkopen werkwoord (verkoop, verkoopt, verkocht, verkochten, verkocht)
    • verhandelen werkwoord (verhandel, verhandelt, verhandelde, verhandelden, verhandeld)
  5. traiter (passer en revue; parler de; étudier; voir)
    doornemen
    • doornemen werkwoord (neem door, neemt door, nam door, namen door, doorgenomen)
  6. traiter (parler de; discuter de; causer de)
    onderwerp behandelen; spreken over

Conjugations for traiter:

Présent
  1. traite
  2. traites
  3. traite
  4. traitons
  5. traitez
  6. traitent
imparfait
  1. traitais
  2. traitais
  3. traitait
  4. traitions
  5. traitiez
  6. traitaient
passé simple
  1. traitai
  2. traitas
  3. traita
  4. traitâmes
  5. traitâtes
  6. traitèrent
futur simple
  1. traiterai
  2. traiteras
  3. traitera
  4. traiterons
  5. traiterez
  6. traiteront
subjonctif présent
  1. que je traite
  2. que tu traites
  3. qu'il traite
  4. que nous traitions
  5. que vous traitiez
  6. qu'ils traitent
conditionnel présent
  1. traiterais
  2. traiterais
  3. traiterait
  4. traiterions
  5. traiteriez
  6. traiteraient
passé composé
  1. ai traité
  2. as traité
  3. a traité
  4. avons traité
  5. avez traité
  6. ont traité
divers
  1. traite!
  2. traitez!
  3. traitons!
  4. traité
  5. traitant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor traiter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
spreken over discussion; fait de parler de
verkopen vente
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
behandelen façonner; manier; manipuler; soigner; traiter régler; traiter à fond
bejegenen agir envers; se conduire; traiter
doornemen parler de; passer en revue; traiter; voir; étudier
onder behandeling nemen façonner; manier; manipuler; soigner; traiter
onderwerp behandelen causer de; discuter de; parler de; traiter
spreken over causer de; discuter de; parler de; traiter
verhandelen négocier; traiter; vendre
verkopen négocier; traiter; vendre claquer son argent; dilapider; dépenser follement; gaspiller; gâcher; jeter
verzorgen soigner; traiter avoir soin de; donner des soins à; prendre soin de; se charger de; soigner; veiller à quelque chose

Synoniemen voor "traiter":


Wiktionary: traiter

traiter
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens
traiter
verb
  1. bespreken, spreken of schrijven over
  2. medisch verzorgen
  3. iemand op een bepaalde wijze behandelen
  4. een grondstof of halffabrikaat gebruiken om een eindproduct te vervaardigen

Cross Translation:
FromToVia
traiter genezen cure — to restore to health
traiter regelen; behandelen deal — handle, manage
traiter behandelen deal with — handle verbally or in some form of artistic expression
traiter zich bezighouden met; behandelen handle — to take care of, with the hands
traiter aanpakken; behandelen handle — to manage; to control; to practice skill upon
traiter behandelen handle — to treat; to use, well or ill
traiter omgaan; zich bezighouden met handle — to deal with; to make a business of
traiter behandelen handle — to use or manage in writing or speaking
traiter behandelen; voorstellen treat — to discourse, to represent
traiter behandelen treat — to care for medicinally or surgically
traiter afwerken abarbeiten — die sequenzielle Durchführung von Programmschritten durch einen Computer

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van traiter