Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Zoek: vieux

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: vieux

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

vieux:
- oud; bejaard; antiek; ouderwets; oude
- ouwe; bejaarde; ouderen; oudelui
Wiktionary:
- vieux → bejaard, oud, vergevorderd, aftands, bouwvallig, gammel, uitgeleefd, uitgewoond, wrak
- vieux → verwaarloosd, verloederd, vervallen, bejaard, oud

Frans

Uitgebreide vertaling voor vieux (Frans) in het Nederlands

vieux:

vieux bijvoeglijk naamwoord

vieux (du troisième âge; âgé)
oud; bejaard
- oud bijvoeglijk naamwoord
- bejaard bijvoeglijk naamwoord
vieux (antique; ancien; démodé; archaïque)
antiek; oud; ouderwets
- antiek bijvoeglijk naamwoord
- oud bijvoeglijk naamwoord
- ouderwets bijvoeglijk naamwoord
vieux
oude
- oude bijvoeglijk naamwoord

vieux [le ~] zelfstandig naamwoord

le vieux (âgé; vieille)
de ouwe; de bejaarde
- ouwe [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- bejaarde [de ~] zelfstandig naamwoord
le vieux (personnes âgées)
de ouderen; oudelui
- ouderen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- oudelui [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor vieux:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
antiek		antiquités
bejaarde	vieille; vieux; âgé	personne âgée
oudelui	personnes âgées; vieux
ouderen	personnes âgées; vieux
ouwe	vieille; vieux; âgé
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
antiek	ancien; antique; archaïque; démodé; vieux
bejaard	du troisième âge; vieux; âgé	du troisième âge; vieillot; âgé
oud	ancien; antique; archaïque; du troisième âge; démodé; vieux; âgé	défraîchi; fade; insipide; mou; peu appétissant; usé
ouderwets	ancien; antique; archaïque; démodé; vieux	ancestral; archaïque; démodé; désuet; périmé; suranné; tombé en désuétude; vieilli; vieux jeu
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
oude	vieux

Synoniemen voor "vieux":

âgé; ancestral; immémorial; archaïque; ancien; démodé; suranné; fossile; arriéré; géronte; antique; séculaire; immémoriaux; ancestraux; anciens; antiques; séculaires; invétéré; endurci; impénitent; incorrigible; chronique; obstiné; ancré; fortifié; déterminé; préhistorique; antédiluvien; rance; âcre; moisi; gâté; fort; rassis; dur; durci; sénile; affaibli; déchu; décrépit; fatigué; gâteux; impotent; vétuste; vieillard; vieillot; patriarche; barbon; centenaire; vétéran; ancêtre; agé

Wiktionary: vieux

vieux

adjective

D’un certain âge (relatif à un autre).
- vieux → bejaard; oud; vergevorderd; aftands; bouwvallig; gammel; uitgeleefd; uitgewoond; wrak

vieux

adjective

op een voortgeschreden leeftijd
- bejaard → âgé; vieux
oud mens, dier
- oud → vieux; vieil
oud ding, concept
- oud → vieux; vieil

Cross Translation:

From	To	Via
• vieux	→ verwaarloosd; verloederd; vervallen	↔ dilapidated — having fallen into a state of disrepair
• vieux	→ bejaard	↔ elderly — old
• vieux	→ oud	↔ old — of an object, concept, etc: having existed for a relatively long period of time
• vieux	→ oud	↔ old — of a living being: having lived for relatively many years
• vieux	→ oud	↔ alt — vor langer Zeit gemacht oder geschehen
• vieux	→ bejaard	↔ betagt — geh.\|: in vorgerücktem Alter

Verwante vertalingen van vieux