Frans

Uitgebreide vertaling voor à faire (Frans) in het Nederlands

à faire:

à faire bijvoeglijk naamwoord

  1. à faire (réalisable; faisable)
    realiseerbaar; haalbaar; verwezenlijkbaar; te doen
  2. à faire (accessible; approchable; abordable; )
    bereikbaar; toegankelijk; begaanbaar

à faire werkwoord

  1. à faire (tâche; élément à faire)
    de taak
    • taak [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor à faire:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
taak tâche; à faire; élément à faire action; assignation; boulot; cahier de vacances; commandement; consigne; contrainte; contrat; demande de devis; devise; emploi; fonction; incident; instruction; job; labeur; mission; ordre; sommation; travail; tâche
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
begaanbaar abordable; accessible; approchable; faisable; ouvert; réalisable; viable; à faire; à portée de
bereikbaar abordable; accessible; approchable; faisable; ouvert; réalisable; viable; à faire; à portée de
haalbaar faisable; réalisable; à faire
realiseerbaar faisable; réalisable; à faire
toegankelijk abordable; accessible; approchable; faisable; ouvert; réalisable; viable; à faire; à portée de abordable; accessible; approchable; avenant; franc; indulgent; ouvert; s'un abord facile
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
te doen faisable; réalisable; à faire
verwezenlijkbaar faisable; réalisable; à faire

Verwante vertalingen van à faire