Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. éboulement:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor éboulement (Frans) in het Nederlands

éboulement:

éboulement [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'éboulement (effondrement; écroulement)
    instorten; ineenstorten
  2. l'éboulement (tassement de terrain; affaissement; écroulement)
    inzinken; wegzinken

Vertaal Matrix voor éboulement:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ineenstorten effondrement; éboulement; écroulement
instorten effondrement; éboulement; écroulement
inzinken affaissement; tassement de terrain; éboulement; écroulement
wegzinken affaissement; tassement de terrain; éboulement; écroulement
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ineenstorten s'effondrer; s'écrouler; tomber en ruine
instorten faire une rechute; pourrir; périr; s'effondrer; s'écraser; s'écrouler; sombrer; tomber en ruine
inzinken couler; s'effondrer; s'enfoncer; s'enliser; s'écrouler; sombrer; tomber en ruine
wegzinken couler; s'enfoncer; s'enliser; sombrer

Synoniemen voor "éboulement":


Wiktionary: éboulement

éboulement
noun
  1. het naar beneden schuiven van een grote massa grond