Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. être bon:


Frans

Uitgebreide vertaling voor être bon (Frans) in het Nederlands

être bon:

être bon werkwoord

  1. être bon (être convenable; convenir; être apte à)
    conveniëren; geschikt zijn; uitkomen; passen; deugen; passend zijn
    • conveniëren werkwoord (convenieer, convenieert, convenieerde, convenieerden, geconvenieerd)
    • geschikt zijn werkwoord (ben geschikt, bent geschikt, is geschikt, was geschikt, waren geschikt, geschikt geweest)
    • uitkomen werkwoord (kom uit, komt uit, kwam uit, kwamen uit, uitgekomen)
    • passen werkwoord (pas, past, paste, pasten, gepast)
    • deugen werkwoord (deug, deugt, deugde, deugden, gedeugd)
    • passend zijn werkwoord (ben passend, bent passend, is passend, was passend, waren passend, passend geweest)

Vertaal Matrix voor être bon:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
passen démarches; fait d'essayer; marches; pas
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
conveniëren convenir; être apte à; être bon; être convenable arriver à propos; bien aller; convenir; convenir à; se plaire; tomber à propos; être apte à; être convenable
deugen convenir; être apte à; être bon; être convenable
geschikt zijn convenir; être apte à; être bon; être convenable
passen convenir; être apte à; être bon; être convenable aller ensemble; arriver à propos; bien aller; compter de l'argent; convenir; essayer; essayer la taille; tomber à propos; être convenable
passend zijn convenir; être apte à; être bon; être convenable
uitkomen convenir; être apte à; être bon; être convenable apparaître; arriver à propos; boucler son budget; convenir; germer; naître de; paraître; pousser; prendre sa source; s'en sortir; s'en tirer; s'ébruiter; se confirmer; se montrer; se présenter; se réaliser; tomber à propos
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitkomen s'écouler; sortir

Verwante vertalingen van être bon