Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. abrutis:
  2. abrutir:
  3. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor abrutis (Frans) in het Nederlands

abrutis:

abrutis [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'abrutis (nouilles; savates)
    de druiloren; de oenen; de sullen; de sufferds
    • druiloren [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • oenen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • sullen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • sufferds [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor abrutis:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
druiloren abrutis; nouilles; savates
oenen abrutis; nouilles; savates
sufferds abrutis; nouilles; savates
sullen abrutis; nouilles; savates

abrutis vorm van abrutir:

abrutir werkwoord (abrutis, abrutit, abrutissons, abrutissez, )

  1. abrutir (abêtir; niveler)
    vervlakken; afstompen
    • vervlakken werkwoord (vervlak, vervlakt, vervlakte, vervlakten, vervlakt)
    • afstompen werkwoord (stomp af, stompt af, stompte af, stompten af, afgestompt)
  2. abrutir
    verruwen; ruw worden
    • verruwen werkwoord (verruw, verruwt, verruwde, verruwden, verruwd)
    • ruw worden werkwoord (word ruw, wordt ruw, werd ruw, werden ruw, ruw geworden)

Conjugations for abrutir:

Présent
  1. abrutis
  2. abrutis
  3. abrutit
  4. abrutissons
  5. abrutissez
  6. abrutissent
imparfait
  1. abrutissais
  2. abrutissais
  3. abrutissait
  4. abrutissions
  5. abrutissiez
  6. abrutissaient
passé simple
  1. abrutis
  2. abrutis
  3. abrutit
  4. abrutîmes
  5. abrutîtes
  6. abrutirent
futur simple
  1. abrutirai
  2. abrutiras
  3. abrutira
  4. abrutirons
  5. abrutirez
  6. abrutiront
subjonctif présent
  1. que j'abrutisse
  2. que tu abrutisses
  3. qu'il abrutisse
  4. que nous abrutissions
  5. que vous abrutissiez
  6. qu'ils abrutissent
conditionnel présent
  1. abrutirais
  2. abrutirais
  3. abrutirait
  4. abrutirions
  5. abrutiriez
  6. abrutiraient
passé composé
  1. ai abruti
  2. as abruti
  3. a abruti
  4. avons abruti
  5. avez abruti
  6. ont abruti
divers
  1. abrutis!
  2. abrutissez!
  3. abrutissons!
  4. abruti
  5. abrutissant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor abrutir:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afstompen abrutir; abêtir; niveler
ruw worden abrutir
verruwen abrutir
vervlakken abrutir; abêtir; niveler

Synoniemen voor "abrutir":


Wiktionary: abrutir


Cross Translation:
FromToVia
abrutir verdoven; verdwazen stupefy — dull the senses or capacity to think