Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal appointer

Vertaal appointer van Frans naar Nederlands

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

appointer:
- aanpunten; slijpen; aanslijpen; spitsen
Wiktionary:
- appointer → bezoldigen, salariëren
- appointer → uitbetalen, vergoeden, salariëren, bezoldigen

Frans

Uitgebreide vertaling voor appointer (Frans) in het Nederlands

appointer:

appointer werkwoord (appointe, appointes, appointons, appointez, appointent, appointais, appointait, appointions, appointiez, appointaient, appointai, appointas, appointa, appointâmes, appointâtes, appointèrent, appointerai, appointeras, appointera, appointerons, appointerez, appointeront)

appointer (aiguiser)
aanpunten
- aanpunten werkwoord (punt aan, puntte aan, puntten aan, aangepunt)
appointer (aiguiser)
slijpen; aanslijpen
- slijpen werkwoord (slijp, slijpt, slijpte, slijpten, geslepen)
- aanslijpen werkwoord (slijp aan, slijpt aan, sleep aan, slepen aan, aangeslepen)
appointer (pointer)
spitsen
- spitsen werkwoord (spits, spitst, spitsde, spitsden, gespitst)

Conjugations for appointer:

Présent

appointe
appointes
appointe
appointons
appointez
appointent

imparfait

appointais
appointais
appointait
appointions
appointiez
appointaient

passé simple

appointai
appointas
appointa
appointâmes
appointâtes
appointèrent

futur simple

appointerai
appointeras
appointera
appointerons
appointerez
appointeront

subjonctif présent

que j'appointe
que tu appointes
qu'il appointe
que nous appointions
que vous appointiez
qu'ils appointent

conditionnel présent

appointerais
appointerais
appointerait
appointerions
appointeriez
appointeraient

passé composé

ai appointé
as appointé
a appointé
avons appointé
avez appointé
ont appointé

divers

appointe!
appointez!
appointons!
appointé
appointant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor appointer:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanslijpen		aiguisement
slijpen		meulage; polissage
spitsen		heures de pointe
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanpunten	aiguiser; appointer
aanslijpen	aiguiser; appointer
slijpen	aiguiser; appointer	affiler; affûter; aiguiser; limer; polir; tailler
spitsen	appointer; pointer

Synoniemen voor "appointer":

aiguiser; payer; joindre; acquitter; régler; verser; rémunérer; solder; débourser; rétribuer; financer; rappointir; salarier

Wiktionary: appointer

appointer

verb

rétribuer par appointements.
- appointer → bezoldigen; salariëren

appointer

verb

salaris geven aan
- bezoldigen → rémunérer; rétribuer; appointer

Cross Translation:

From	To	Via
• appointer	→ uitbetalen; vergoeden; salariëren; bezoldigen	↔ entlohnen — (transitiv) jemanden für erbrachte Leistungen bezahlen; veraltet: jemandem den Lohn für etwas zahlen