Overzicht


Frans

Uitgebreide vertaling voor assaut (Frans) in het Nederlands

assaut:

assaut [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'assaut (attaque; invasion; charge; )
    de aanval; de run; de attaque; de stormaanval; het offensief; de bestorming; de stormloop
    • aanval [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • run [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • attaque [de ~] zelfstandig naamwoord
    • stormaanval [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • offensief [het ~] zelfstandig naamwoord
    • bestorming [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • stormloop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. l'assaut (attaque)
    het aanvallen; attaqueren

Vertaal Matrix voor assaut:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanval assaut; attaque; attaque à main armée; charge; hold-up; invasion; rafle; razzia; rush; rushes; ruée caprice; code malveillant exploitant une faille de sécurité; engouement; passade
aanvallen assaut; attaque accès; attaques; crises
attaque assaut; attaque; attaque à main armée; charge; hold-up; invasion; rafle; razzia; rush; rushes; ruée accès; attaque; crise; hémorragie cérébrale
attaqueren assaut; attaque
bestorming assaut; attaque; attaque à main armée; charge; hold-up; invasion; rafle; razzia; rush; rushes; ruée
offensief assaut; attaque; attaque à main armée; charge; hold-up; invasion; rafle; razzia; rush; rushes; ruée
run assaut; attaque; attaque à main armée; charge; hold-up; invasion; rafle; razzia; rush; rushes; ruée
stormaanval assaut; attaque; attaque à main armée; charge; hold-up; invasion; rafle; razzia; rush; rushes; ruée
stormloop assaut; attaque; attaque à main armée; charge; hold-up; invasion; rafle; razzia; rush; rushes; ruée
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanvallen agresser; assaillir; assiéger; attaquer; brusquer; contraindre; donner l'assaut à; faire violence; forcer; imposer; prendre d'assaut; s'élancer; se précipiter; se ruer; se ruer sur
attaqueren agresser; assaillir; assiéger; attaquer; brusquer; contraindre; donner l'assaut à; faire violence; forcer; imposer; prendre d'assaut; s'élancer; se précipiter; se ruer; se ruer sur
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
offensief agressif; agressivement; offensif; offensivement

Synoniemen voor "assaut":


Wiktionary: assaut

assaut
noun
  1. attaque pour emporter de vif force une ville, une place de guerre, une position, etc.
assaut
noun
  1. het aanslaan van iets

Cross Translation:
FromToVia
assaut aanranding assault — a violent onset or attack

Verwante vertalingen van assaut