Atrocités in het Nederlands vertaald uit het Frans

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

atrocités:
- gruweldaden; gruwelstukken; kwellingen; plagen; rampen; verschrikkingen; afschuwelijkheden; ellendes; gruwelen; wandaden; gruwels

Frans

Uitgebreide vertaling voor atrocités (Frans) in het Nederlands

l'atrocités (cruautés)
de gruweldaden; de gruwelstukken
- gruweldaden [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- gruwelstukken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
l'atrocités (tourments; tortures; misères; horreurs; épouvantes)
de kwellingen; de plagen; de rampen; de verschrikkingen
- kwellingen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- plagen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- rampen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- verschrikkingen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
l'atrocités (horreurs)
de afschuwelijkheden
- afschuwelijkheden [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
l'atrocités (misères)
de ellendes
- ellendes [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
l'atrocités (misères; horreurs; épouvantes)
de gruwelen; de wandaden
- gruwelen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- wandaden [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
l'atrocités (horreurs; épouvantes)
gruwels
- gruwels [znw.] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afschuwelijkheden	atrocités; horreurs
ellendes	atrocités; misères
gruweldaden	atrocités; cruautés
gruwelen	atrocités; horreurs; misères; épouvantes
gruwels	atrocités; horreurs; épouvantes
gruwelstukken	atrocités; cruautés
kwellingen	atrocités; horreurs; misères; tortures; tourments; épouvantes
plagen	atrocités; horreurs; misères; tortures; tourments; épouvantes
rampen	atrocités; horreurs; misères; tortures; tourments; épouvantes
verschrikkingen	atrocités; horreurs; misères; tortures; tourments; épouvantes
wandaden	atrocités; horreurs; misères; épouvantes
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
gruwelen		frémir; frémir d'horreur; être horrifié par
plagen		agacer; assommer; asticoter; brimer; brusquer; embarrasser; embêter; enquiquiner; harceler; importuner; incommoder; intimider; irriter; maltraiter; rudoyer; taquiner; tyranniser