Overzicht


Frans

Uitgebreide vertaling voor avertir (Frans) in het Nederlands

avertir:

avertir werkwoord (avertis, avertit, avertissons, avertissez, )

  1. avertir (alarmer; alerter; inquiéter; )
    alarmeren
    • alarmeren werkwoord (alarmeer, alarmeert, alarmeerde, alarmeerden, gealarmeerd)
  2. avertir (inquiéter; alarmer; mettre en garde contre)
    verontrusten; ontstellen
    • verontrusten werkwoord (verontrust, verontrustte, verontrustten, verontrust)
    • ontstellen werkwoord (ontstel, ontstelt, ontstelde, ontstelden, ontsteld)
  3. avertir (dire d'avance)
    tevoren zeggen
    • tevoren zeggen werkwoord (zeg tevoren, zegt tevoren, zei tevoren, zeiden tevoren, tevoren gezegd)
  4. avertir
    waarschuwen
    • waarschuwen werkwoord (waarschuw, waarschuwt, waarschuwde, waarschuwden, gewaarschuwd)

Conjugations for avertir:

Présent
  1. avertis
  2. avertis
  3. avertit
  4. avertissons
  5. avertissez
  6. avertissent
imparfait
  1. avertissais
  2. avertissais
  3. avertissait
  4. avertissions
  5. avertissiez
  6. avertissaient
passé simple
  1. avertis
  2. avertis
  3. avertit
  4. avertîmes
  5. avertîtes
  6. avertirent
futur simple
  1. avertirai
  2. avertiras
  3. avertira
  4. avertirons
  5. avertirez
  6. avertiront
subjonctif présent
  1. que j'avertisse
  2. que tu avertisses
  3. qu'il avertisse
  4. que nous avertissions
  5. que vous avertissiez
  6. qu'ils avertissent
conditionnel présent
  1. avertirais
  2. avertirais
  3. avertirait
  4. avertirions
  5. avertiriez
  6. avertiraient
passé composé
  1. ai averti
  2. as averti
  3. a averti
  4. avons averti
  5. avez averti
  6. ont averti
divers
  1. avertis!
  2. avertissez!
  3. avertissons!
  4. averti
  5. avertissant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor avertir:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alarmeren alarmer; alerter; angoisser; avertir; effrayer; inquiéter; mettre en garde contre
ontstellen alarmer; avertir; inquiéter; mettre en garde contre
tevoren zeggen avertir; dire d'avance
verontrusten alarmer; avertir; inquiéter; mettre en garde contre
waarschuwen avertir admonester; annoncer; faire connaître; inquiéter; mettre au courant de; mettre en garde contre; notifier; porter à la connaissance de; publier; réprimander; s'annoncer

Synoniemen voor "avertir":


Wiktionary: avertir

avertir
verb
  1. informer quelqu’un de quelque chose.
avertir
verb
  1. ~ van iemand ergens van op de hoogte brengen
  2. iemand verwittigen dat er mogelijke gevaren, problemen of gevolgen zijn

Cross Translation:
FromToVia
avertir waarschuwen; manen caution — to warn
avertir waarschuwen; verwittigen; waarnen warn — to make someone aware of impending danger
avertir waarschuwing; waarning; verwittiging warning — instance of warning someone