Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. bâtiment:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor bâtiment (Frans) in het Nederlands

bâtiment:

bâtiment [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le bâtiment (immeuble; construction; édifice; )
    het gebouw; het bouwwerk; het pand
    • gebouw [het ~] zelfstandig naamwoord
    • bouwwerk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • pand [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. le bâtiment (immeuble; édifice)
    het gebouw; het pand
    • gebouw [het ~] zelfstandig naamwoord
    • pand [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. le bâtiment (édifice; construction; immeuble)
    het bouwsel
    • bouwsel [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. le bâtiment
    de gebouw
    • gebouw [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bâtiment:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bouwsel bâtiment; construction; immeuble; édifice
bouwwerk bâtiment; bâtisse; construction; immeuble; lot; lotissement; maison; monument; parcelle; parcelle de terrain; terrain vague; terrain à bâtir; édifice
gebouw bâtiment; bâtisse; construction; immeuble; lot; lotissement; maison; monument; parcelle; parcelle de terrain; terrain vague; terrain à bâtir; édifice
pand bâtiment; bâtisse; construction; immeuble; lot; lotissement; maison; monument; parcelle; parcelle de terrain; terrain vague; terrain à bâtir; édifice caution; garant; immeuble; maison

Synoniemen voor "bâtiment":


Wiktionary: bâtiment

bâtiment
noun
  1. Construction
bâtiment
noun
  1. een constructie van enige omvang die verbonden is met de grond en waarin men kan wonen of werken

Cross Translation:
FromToVia
bâtiment gebouw building — closed structure with walls and a roof
bâtiment pand; gebouw Gebäude — ein vom Menschen errichtetes, meist oberirdisches, ortsfestes Konstrukt, das einen oder mehrere Räume enthält

Verwante vertalingen van bâtiment